U was niet aanwezig op de zitting waarvoor u gedaagd werd. Quid ?
Men spreekt van verstek indien een partij niet verschijnt op de zitting waarvoor hij werd gedaagd.
De rechter zal in dat geval “verstek verlenen” en een een vonnis bij verstek uitspreken. Dit houdt doorgaans in dat de vordering van de eisende partij volledig wordt ingewilligd zonder dat de gedaagde partij verweer voert, tenzij de rechter de eis of een deel ervan onrechtmatig voorkomt.
Om een verkregen vonnis te kunnen uitvoeren, moet dit door de gerechtsdeurwaarder worden betekend.
Het oude artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek voorzag dat de betekening van een verstekvonnis binnen het jaar moest gebeuren. Dit met het doel bescherming te bieden aan de partij die niet kwam opdagen en die dus niet in de mogelijkheid was zich te verweren.
Zo het verstekvonnis niet betekend werd binnen de termijn van een jaar, werd het vonnis als onbestaande beschouwd en diende de eiser de zaak opnieuw voor de rechter te brengen om een nieuw verstekvonnis te verkrijgen.
Met de recente hervorming van het burgerlijk procesrecht beoogde Minister Geens de proceseconomie te bevorderen en het aanwenden van rechtsmiddelen te beperken.
Gezien het nodeloos tijdrovend karakter dat artikel 806 Ger. W. teweegbracht, greep de Minister de gelegenheid aan om ook te schroeven aan de procedure op verstek.
Justitie moet vooruit.
Het nieuwe artikel bepaalt thans :
"Art. 806. In het verstekvonnis willigt de rechter de vorderingen of verweermiddelen van de verschijnende partij in, behalve in zoverre de rechtspleging, die vorderingen of middelen strijdig zijn met de openbare orde."
De verplichting om een verstekvonnis binnen het jaar te laten betekenen, werd afgeschaft.
Sedertdien kan het verval van de uitvoerbare titel in geval van verstek dus niet meer intreden.
De wetgever meent dat de belangen van de versteklatende partij voldoende beschermd zijn doordat deze tegen het verstekvonnis nog steeds het rechtsmiddel van verzet kan aantekenen.
Maar.. indien u niet verschenen bent, betekent dit dan dat de rechter zomaar blindelings de eis dient in te willigen ?
Een letterlijke lezing van de tekst zou dit inderdaad doen vermoeden.
Dit is echter niet het geval. De tekst verhindert geenszins dat de verstekrechter op beperkte wijze in beoordeling treedt.
De vraag die zich dan stelt is de volgende : welke beoordelingstaak komt de verstekrechter in de zin van het nieuwe artikel juist toe ?
Op grond van art. 806 Ger. W. moet de rechter enerzijds ambtshalve (dit wil zeggen, zonder dat een partij dit vraagt) nagaan of de versteklatende partij regelmatig werd gedagvaard/opgeroepen en of hij wel bevoegdheid geniet om kennis te nemen van het geschil.
Anderzijds kan hij de zaak evalueren in het kader van de toepasselijke rechtsregels om op die manier een kennelijk ongegronde vordering te matigen of af te wijzen. Het komt de rechter in geval van verstek aldus toe om het geschil te beslechten binnen de grenzen van de openbare orde en overeenkomstig de onmiskenbaar toepasselijke rechtsregels.
Zo niet, zou het nieuwe artikel het aanwenden van rechtsmiddelen net stimuleren, wat zou botsen met de doelstelling van de wetgever.
De nieuwe wetsbepaling impliceert bijgevolg geenszins dat de rechter systematisch (kennelijk) ongegronde vorderingen zou inwilligen maar zorgt er anderzijds wel voor dat de rechtsgang vlotter kan verlopen.
Het is uiteraard van het grootste belang dat u uw rechten van verdediging zou kunnen uitoefenen en u verweer kan voeren.
Indien u geconfronteerd wordt met een verstekvonnis waarmee u het oneens bent, staat GEVACO u dan ook graag bij om verzet aan te tekenen.