Op grond van artikel 1798 B.W. beschikt de onderaannemer die door zijn opdrachtgever, de hoofdaannemer, niet betaald wordt, over de mogelijkheid om deze betaling rechtstreeks te vorderen van de bouwheer.
In de praktijk gebeurde het vaak dat de bouwheer niet tot betaling overgaat, indien er tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer discussie is.
De bouwheer wachtte dan meestal af vooraleer enige betaling uit te voeren, totdat hij zekerheid had over het dispuut tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer.
De nieuwe Pandwet brengt hiervoor een hulpmiddel vanaf 1 januari 2018.
Thans is het zo dat de bouwheer, in geval van betwisting tussen hoofd- en onderaannemer, het opgevorderde bedrag kan storten in de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de hoofd- en onderaannemer bij een financiële instelling.
De bouwheer is verplicht deze storting uit te voeren, indien hij hiertoe schriftelijk wordt verzocht door de hoofdaannemer of de onderaannemer.
De rechten van de onderaannemer worden door deze wetswijziging nog versterkt.
Karen Kelchtermans