De wet voorziet dat onder bepaalde voorwaarden aan de Administratie in het kader van een fiscale controle vrije toegang moet worden verleend tot beroepslokalen en zelfs tot de woning van de belastingplichtige. Dit is de zogenaamde ‘fiscale visitatie’.
Er bestaat in de rechtspraak reeds geruime tijd de tendens om aan deze fiscale visitatie een zeer ruime invulling te geven vanuit het idee dat op de belastingplichtige een verregaande medewerkingsplicht rust.
Het Hof van Cassatie heeft in een recent arrest de balans tussen deze medewerkingsplicht en de privacy van de belastingplichtige terug meer in evenwicht getrokken (Cass. 16 juni 2023, AR F.21.0181.N en AR F.21.0187.N). In dit arrest heeft Hof bevestigd dat er niet enkel steeds voorafgaand toestemming moet worden verleend door de belastingplichtige alvorens de Administratie de bewoonde lokalen van de belastingplichtige mag betreden, maar dat de door de belastingplichtige gegeven toestemming te allen tijde terug kan worden ingetrokken.
De feitelijke gegevens die aan de grondslag van dit arrest lagen, waren de volgende.
Naar aanleiding van een visitatie bij de belastingplichtige in het kader van een btw-controle werd een fikse boete opgelegd door de Administratie. De belastingplichtige ging niet akkoord met deze administratieve boete mede omdat uit een door de belastingplichtige gemaakte geluidsopname zou blijken dat hij gedurende de visitatie zijn toestemming terug had ingetrokken, met als gevolg dat de visitatie volgens de belastingplichtige onregelmatig was.
Het hof van beroep te Gent verwierp deze visie van de belastingplichtige door op enigszins verregaande wijze te oordelen dat, aangezien de Administratie over een machtiging van de politierechtbank beschikte ten tijde van de visitatie, de toestemming van de belastingplichtige overbodig zou zijn geweest. Een gebrek aan toestemming zou volgens het hof van beroep ook niet betekend hebben dat er (verboden) dwang gebruikt zou zijn geweest door de Administratie. Daarnaast verwees het hof van beroep ook naar het arrest van het Grondwettelijk Hof d.d. 12.10.2017 om erop te wijzen dat op de belastingplichtige een medewerkingsplicht rust.
Het Hof van Cassatie heeft dit arrest nu verbroken op de grond dat het hof van beroep er verkeerdelijk is van uitgegaan dat geen (blijvende) toestemming vereist zou zijn bij een visitatie van bewoonde lokalen, omdat er een geldige machtiging was van de politierechtbank.
Aangezien deze uitspraak van het Hof van Cassatie is gedaan naar aanleiding van een visitatie aan privé lokalen in het kader van een btw-controle is vooralsnog onduidelijk hoe ver de draagwijdte van dit arrest reikt. In afwachting van verdere rechtspraak lijkt de Advocaat-Generaal bij het Hof van Cassatie, hierin gesteund door de literatuur, evenwel een ruime lezing van dit arrest voor te staan. Toestemming zou ook, zo klinkt het, vereist zijn bij een visitatie van beroepslokalen.
Toch is het af te raden om te pas en te onpas de Administratie de toegang tot bewoonde lokalen en beroepslokalen te weigeren. Het arrest doet immers geenszins afbreuk aan de medewerkingsplicht die steeds op de belastingplichtige rust bij een controle. Het is niet uitgesloten dat de Administratie immers een administratieve boete zal opleggen bij weigering om toegang te verlenen. Daarnaast beschikt de Administratie sinds kort ook over de mogelijkheid om de rechter te verzoeken een dwangsom op te leggen aan de belastingplichtige die niet behoorlijk meewerkt.
Deze medewerkingsplicht stopt evenwel daar waar de Administratie haar controlebevoegdheden op ongepaste en illegale wijze uitoefent. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waar een op het eerste gezicht geldige visitatie evolueert naar een illegale fishing expedition. In dat geval zal de belastingplichtige er wel degelijk goed aan doen om zijn toestemming in trekken en dit op een wijze waaruit onmiskenbaar blijkt dat het inderdaad de bedoeling is van de belastingplichtige om deze toestemming in te trekken.