Het fiscaal visitatierecht van de Fiscus heeft de laatste jaren al veel stof doen opwaaien, in het bijzonder het feit dat een fiscale visitatie meer en meer gelijkenissen vertoont met een strafrechtelijke huiszoeking, bevolen door de Onderzoeksrechter.
De fiscale visitatie impliceert dat de ambtenaren van de fiscale Administratie over een bezoekrecht beschikken, maar heeft de Fiscus ook een onderzoeksrecht, waarbij deze beroepslokalen, met inbegrip van de boeken en stukken die zich in deze lokalen bevinden, zonder toestemming van de belastingplichtige doorzocht mogen worden? Het was slechts een kwestie van tijd voordat het Grondwettelijk Hof zich hierover zou uitspreken. In een dossier waarin ons kantoor de belangen van de belastingplichtige behartigt, werd op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan door het Grondwettelijk Hof over de grenzen van de onderzoeksbevoegdheden waarover de ambtenaren van de Belastingadministratie beschikken in het kader van dergelijke fiscale controle in de beroepslokalen van de belastingplichtige.
Op basis van artikel 319 WIB 92 en art. 63 WBTW moet iedere belastingplichtige de ambtenaren van de Administratie die belast zijn met de vestiging van de belastingen en die voorzien zijn van hun aanstellingsbewijs, vrije toegang verlenen tot de beroepslokalen (kantoren, fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, bergplaatsen, garages of terreinen), met het oog op het verrichten van controles betreffende de inkomstenbelastingen en de btw. Zo moeten zij bijvoorbeeld toegang verlenen om alle boeken en stukken die zich in deze lokalen bevinden te onderzoeken.
Het Hof van Cassatie heeft bij een arrest van 16 december 2003 geoordeeld dat art. 63 WBTW de ambtenaren van de Administratie het recht geeft om na te gaan welke boeken en stukken zich bevinden in de ruimte waar de activiteit wordt uitgeoefend, als ook de boeken en stukken die ze aldaar aantreffen te onderzoeken, zonder dat zij daarbij voorafgaand om de voorlegging van die boeken en stukken moeten verzoeken. Met deze controversele uitspraak heeft het Hof van Cassatie de Administratie in feite een actief zoekrecht gegeven inzake btw (het is pas in 2010 dat dezelfde onderzoeksbevoegdheden van art. 63 WBTW werden ingevoerd in art. 319 WIB 92 met betrekking tot de inkomstenbelastingen).
De Fiscus neemt bij dergelijke huisvisitaties dan ook de houding aan dat zij een onvoorwaardelijk en onbeperkt recht op vrije toegang tot de bedrijfslokalen van de belastingplichtige heeft, zonder dat de belastingplichtige hiervoor de toestemming moet geven, als ook dat haar ambtenaren de beroepslokalen mogen doorzoeken. Men is van oordeel dat de ambtenaren zelfs eigenhandig kasten mogen openen of computers mogen doorzoeken om de nodige informatie te verzamelen, ook al verzet de belastingplichtige zich hiertegen, en men gedraagt zich hier ook naar tijdens een controle.
In het voorliggende geval heeft de BBI (Bijzondere BelastingInspectie) van Gent een inval gedaan in de bedrijfslokalen en de bedrijfsvoertuigen van de belastingplichtige. Bij deze inval werden verschillende documenten meegenomen, als ook werd kopie genomen van de bestanden die zich op de computers bevonden.
In het kader van een pretaxatiegeschil werd de ongeldigheid van de door de BBI uitgevoerde huisvisitatie ter beoordeling aan de Rechtbank van eerste aanleg te Gent voorgelegd. Deze Rechtbank heeft in een vonnis van 27 juni 2016 een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof omtrent de precieze draagwijdte van het fiscaal huisvisitatierecht, en de verenigbaarheid van het visitatierecht met het recht op eerbieding van het privéleven en de onschendbaarheid van de woning. Bij een fiscale controle in de bedrijfslokalen is er immers geen voorafgaande rechterlijke machtiging vereist, noch moet er vooraf een vermoeden van fiscale fraude bestaan. Daarenboven kan het doel van de controle zowel een eenvoudige administratieve controle zijn, maar kan zij ook dienen tot het vaststellen van strafrechtelijke inbreuken.
De verwijzende rechter heeft uitdrukkelijk vermeld dat de prejudiciële vraag die gesteld werd aan het Grondwettelijk Hof geen betrekking heeft op het meenemen of kopiëren van stukken of computerbestanden ter gelegenheid van de visitatie, maar enkel op de toegang tot de beroepslokalen en het onderzoeken van de boeken en stukken die zich daar bevinden.
Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat het visitatierecht van de Fiscus doelgebonden is (“De Administratie kan haar onderzoeksmacht slechts aanwenden ter controle van de naleving van de wetgeving inzake de inkomstenbelastingen en de BTW en met het oog op het bepalen van het juiste bedrag van de verschuldigde belasting”) en niet in strijd is met de waarborgen die door de Grondwet aan de belastingplichtige worden geboden, in die mate dat het de Administratie niet toegestaan is zich eigenmachtig toegang te verlenen tot de beroepslokalen van de belastingplichtige, en dat de ambtenaren van de Administratie de kasten en kluizen niet zelf mogen openen.
Verdergaand op het voormelde arrest van het Hof van Cassatie oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de belastingplichtige kan weigeren om de kasten en kluizen te openen en de boeken voor te leggen :
“Een zinvolle interpretatie van de verplichting tot medewerking vereist dat de belastingplichtige zijn medewerking dient te verlenen om bijvoorbeeld gesloten kasten of kluizen te openen. De in het geding zijnde bepalingen laten de bevoegde ambtenaren evenwel niet toe om inzage van de bedoelde boeken en stukken of bescheiden eigenmachtig af te dwingen indien de belastingplichtige zich daartegen verzet.”
Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat wanneer de wetgever dergelijke afdwingbaarheid van de toegang tot de beroepslokalen en de voorlegging van de boeken en bescheiden had beoogd, zonder de instemming van de belastingplichtige, hij daarin uitdrukkelijk had moeten voorzien, als ook de toepassingsvoorwaarden daartoe had moeten bepalen. Dit heeft de wetgever niet gedaan.
Wij kunnen besluiten dat de fiscale huisvisitatie heel verschillend is van de strafrechtelijke huiszoeking. De Administratie beschikt slechts over een administratieve onderzoeksbevoegdheid, en zeker niet over een onvoorwaardelijk en onbeperkt recht tot huiszoeking. De ambtenaren van de Administratie beschikken niet over gerechtelijke opsporingsbevoegdheden.
Wanneer u als belastingplichtige wordt geconfronteerd met een onaangekondigde controle door de Belastingadministratie in uw beroepslokalen, bent u in principe niet verplicht om de ambtenaren van de Administratie toegang te verlenen. De Fiscus mag zichzelf niet manu militari toegang verschaffen tot de beroepslokalen, en evenmin tot de kasten en kluizen die zich in de beroepslokalen bevinden. Zij mag niet zelf kasten beginnen open te doen. Dit is wel zo bij een gerechtelijke huiszoeking in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
Weet wel dat u zich bij een weigering mogelijk blootstelt aan administratieve sancties of aan een strafrechtelijk onderzoek.
Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat de belastingplichtige niet zomaar zonder meer zijn medewerking aan de huisvisitatie kan weigeren en de Administratie voor een gesloten deur kan laten staan. Het Grondwettelijk Hof stelt dat bij een weigering tot medewerking de Administratie wel een administratieve geldboete kan opleggen. Daarenboven zou de Administratie een ambtshalve aanslag kunnen vestigen.
Tevens brengen de ambtenaren van de Administratie de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn, en waarvan zij kennis krijgen in het kader van een fiscale visitatie, ter kennis van de Procureur des Konings. Mogelijk volgt er dan een strafonderzoek.
Dit betekent dat een weigering tot medewerking mogelijk niet zonder gevolg zal blijven.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof schept eindelijk enige duidelijkheid in de praktijk. Wanneer de Administratie zich aan deze grenzen houdt en enkel handelt mits toestemming van de belastingplichtige, handelt zij binnen de grenzen van haar onderzoeksbevoegdheden. Indien zij deze grenzen overschrijdt, en zij kasten opent zonder de toestemming van de belastingplichtige, kan dit tot de nietigheid van de huisvisitatie leiden, wat tot gevolg kan hebben dat de aanslagen die gebaseerd zijn op de informatie die de Administratie naar aanleiding van deze huisvisitatie heeft verkregen, nietig verklaard worden.
Of de huisvisitatie in de concrete zaak onwettig is of niet, en welke gevolgen hieraan verbonden zullen worden, zal de Rechtbank van eerste aanleg te Gent nu moeten beoordelen aan de hand van het kader dat het Grondwettelijk Hof heeft aangereikt.