Een groepering zonder rechtspersoonlijkheid (zoals bijvoorbeeld vakbonden, sportverenigingen,..) is geen rechtssubject en kan – behoudens wettelijke uitzonderingen – geen drager zijn van rechten en plichten. In het huidige recht heeft dit tot gevolg dat dergelijke groeperingen niet kunnen optreden als procespartij. Dit betekent evenwel niet dat ze niet kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. Het is niet de groepering als zodanig, maar wel alle leden, die optreden als titularis van de rechten en verplichtingen van de groepering via een gezamenlijke lasthebber.
In het huidige recht zijn er twee obstakels, met name:
- Identificatieprobleem: Indien men een groepering zonder rechtspersoonlijkheid wil dagvaarden, moeten werkelijk alle leden vermeld worden op de gedinginleidende akte. Dit brengt vaak onnodige formaliteiten met zich mee, daar men niet steeds beschikt over de actuele ledenlijst.
- Probleem van de vertegenwoordigingsbevoegdheid: Groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid zijn niet verplicht een gezamenlijke lasthebber aan te duiden, laat staan deze te publiceren in het Belgisch Staatsblad.
De nieuwe Ondernemingswet, die in werking is getreden op 1 november 2018, biedt de oplossing voor bovenstaande problemen.
Allereerst wordt aan art. 703 Ger.W. een tweede paragraaf (§2) toegevoegd, die toelaat dat groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid voortaan in rechte worden gedagvaard, of zelf dagvaarden, onder de loutere vermelding van hun benaming en zetel. Het is niet langer vereist om alle leden apart te vermelden op de gedinginleidende akte. Dit neemt niet weg dat de leden nog steeds procespartij zullen zijn en de groepering aldus zonder rechtspersoonlijkheid blijft.
Opgelet (!): Indien men als schuldeiser via de gerechtelijke procedure een uitvoerbare titel wil bekomen, dienen de leden alsnog in het vonnis te worden opgenomen. Tijdens de procedure tegen een groepering op “benaming en zetel” kan de ledenlijst o.b.v. art. 877 Ger.W. worden gevorderd. De leden waren immers vanaf de start procespartij.
Daarnaast kunnen groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid via een algemene lasthebber optreden als eiser en verweerder, met inbegrip van de “verschijning in persoon” in de zin van art. 728 Ger.W. De algemeen lasthebber, aangeduid in de KBO, wordt onweerlegbaar vermoed bevoegd te zijn om in rechte op te treden voor de groepering zonder rechtspersoonlijkheid.
Bijgevolg is het vereist dat voor dergelijke dubbele oplossing een inschrijving in het KBO vereist is en eventueel een algemene lasthebber wordt aangesteld. Hier wringt echter het schoentje, daar groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid hiertoe niet verplicht zijn.
Er zullen aldus drie soorten groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid zijn na de nieuwe ondernemingswet:
- Groeperingen die niet vermeld zijn in KBO (zoals o.a. vakbonden, sportverenigingen,..): onder oude regeling;
- Groeperingen die wel vermeld zijn in KBO, zonder vermelding algemeen lasthebber: identificatieprobleem opgelost;
- Groeperingen die wel vermeld zijn in KBO, met vermelding algemeen lasthebber: identificatieprobleem en probleem van de vertegenwoordigingsbevoegdheid opgelost.