* Een derdejaars studente bachelor lager onderwijs was geslaagd voor al haar theorievakken maar kreeg een 9/20 op de praktijkstage. Dit was een niet tolereerbaar opleidingsonderdeel.
Eerst werd een verplichte interne procedure bij de interne beroepscommissie van de school gevoerd. Die interne beroepscommissie verklaarde het beroep ongegrond.
Tegen die beslissing stelden wij een beroep tot nietigverklaring in bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen (hierna genoemd : “De Raad”). Dit is een specifiek bevoegde administratieve rechtsinstantie voor o.a. betwistingen inzake examenresultaten en beoordelingen en het niet bekomen van een diploma.
Een argument waarop wij ons baseerden was het gebrek aan collegiale beslissing van de praktijkcommissie. De praktijkcommissie was maar samengesteld uit twee personen.
Maar één van die twee personen had nooit een stagebezoek aan de studente gebracht, zodat zij zelfs geen geldige beoordeling kon doen. Er bleef maar één lid van de praktijkcommissie over zodanig dat die beoordeling niet als “collegiaal” kon worden beschouwd.
Bovendien had de Raad kritiek op het feit dat de stukken die de school tijdens de procedure bijbracht om de samenstelling van de commissie aan te tonen pas tijdens de interne beroepsprocedure zijn opgemaakt. De samenstelling van de praktijkcommissie, de werking en de manier van beoordelen moeten vaststaan vóór de stage.
De Raad stelde uiteindelijk dat indien de beslissing van de praktijkcommissie onregelmatig is verlopen, het verdere verloop van de interne besluitvorming niet regelmatig kan zijn.
Dus het besluit dat de studente niet geslaagd was voor het derde jaar en de weigering van een diploma af te geven waren onwettelijk.
Het gevolg hiervan is dat de praktijkcommissie opnieuw dient samen te komen en daarna ook de examencommissie die zich opnieuw zal moeten uitspreken over het verslag van de geldig samengestelde praktijkcommissie.
* Na het arrest is de praktijkcommissie en de examencommissie opnieuw samengekomen en werd het resultaat van 9/20 opnieuw bevestigd.
De interne beroepscommissie oordeelde echter dat de studente de vooropgestelde leerresultaten voor het geheel van de opleiding toch heeft behaald op basis van de specifieke individuele omstandigheden. Het onderwijs- en examenreglement voorziet immers in de mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden te beslissen dat iemand geslaagd is ook al voldoet de student niet aan de vooropgestelde criteria.
Na een intense juridische procedure was de aanvankelijk “gebuisde” studente toch geslaagd.