Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

GRONDWETTELIJK HOF OPENT DEUR VOOR (UITGESTELD) CASSATIEBEROEP IN ASSISENZAKEN

  • Straf- en Strafprocesrecht

Bij arrest van 29.09.2022 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het gebrek aan cassatieberoep tegen de beslissing van de voorzitter van het hof van assisen om een bepaalde getuige niet op te nemen in de lijst van te horen getuigen (art. 278 § 4 Sv.) een schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel, vervat in de artikelen 10 en 11 Grondwet.

Het Hof van Cassatie had dit verschil in behandeling tussen partijen in een assisenprocedure en partijen in een procedure voor een ander rechtscollege voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. Eerder had de doctrine zich ook al kritisch uitgelaten over dit gebrek aan cassatieberoep in de assisenprocedure. In een artikel gewijd aan de “preliminaire zitting” werd door Prof. Raf Verstraeten op dit punt een dubbele ongelijkheid aan de kaak gesteld[1]: enerzijds het onderscheid tussen de beschuldigde in een assisenprocedure en de beklaagde in een correctionele beroepsprocedure, die respectievelijk verzoeken om een getuigenverhoor, dat door de rechter(s) vervolgens wordt afgewezen via een arrest alvorens recht te doen; en anderzijds het verschil tussen de beschuldigde die vruchteloos een getuigenverhoor verzocht en de beschuldigde die bij de uitoefening van zijn recht van verdediging een eveneens vruchteloos verweer ontwikkelde over een procedurele kwestie dat leidde tot een arrest op grond van artikel 278bis Sv. Dit laatste arrest kon immers wel het voorwerp uitmaken van een uitgesteld cassatieberoep.

In de recente uitspraak stelt het Grondwettelijk vast dat het recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6 EVRM geen algemeen recht op cassatieberoep inhoudt. Wanneer de wetgever evenwel in dit rechtsmiddel voorziet, moet een eerlijk verloop van de procedure gewaarborgd worden en kan dit rechtsmiddel niet zonder redelijke verantwoording ontzegd worden aan bepaalde categorieën van rechtzoekenden. En daar wringt hier het schoentje…

De preliminaire zitting werd in het leven geroepen door de Wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen. Deze preliminaire zitting werd initieel enkel weerhouden voor het bepalen van de lijst van getuigen. Meer bepaald dienen partijen — uiterlijk tien dagen vóór de preliminaire zitting voor wat de procureur­generaal betreft en uiterlijk vijf dagen vóór de preliminaire zitting voor de overige partijen – de lijst neer van de getuigen die zij wensen te horen met inbegrip van de gegevens van die getuigen én met motivering van de keuze voor deze getuigen. Zij kunnen tevens opmerkingen formuleren over de door de andere partij(en) verzochte getuigen.

Het is de voorzitter van het hof van assisen die bij afzonderlijk arrest de lijst van getuigen vaststelt en de volgorde bepaalt waarin ze zullen worden gehoord. Dit toetsingsrecht wordt uitgeoefend op de preliminaire zitting, die voorafgaand aan de eigenlijke debatten, in aanwezigheid van de partijen maar zonder de juryleden wordt gehouden. De beslissing van de voorzitter kan een belangrijke impact hebben op het recht van verdediging. De assisenproces wordt immers gekenmerkt door het oraliteitsbeginsel, waardoor de rol van getuigen belangrijk is. De afwezigheid van enig rechtsmiddel tegen deze beslissing van de voorzitter deed dan ook de wenkbrauwen fronsen.

Dit blijkt eveneens het oordeel te zijn van het Grondwettelijk Hof, dat onder verwijzing naar de parlementaire voorbereiding begrijpt dat geen onmiddellijk cassatieberoep tegen dit arrest van de voorzitter van het hof van assisen mogelijk is. Het was immers de uitdrukkelijk wens van de wetgever om de assisenprocedure te vereenvoudigen en te versnellen. Maar er is geen reden, volgens het Grondwettelijk Hof, waarom een uitgesteld cassatieberoep – na afloop van de assisenzitting en dus na de eindbeslissing – niet mogelijk zou zijn.

Voor partijen in een assisenprocedure betekent dit concreet dat zij, bij weigering van de voorzitter om bepaalde getuigen op te nemen op de lijst van getuigen, weliswaar uitgesteld, maar niettemin naar het Hof van Cassatie kunnen trekken. Ons Wetboek van Strafvordering is op die manier een ongelijkheid armer…

[1] R. Verstraeten, “De preliminaire zitting van het hof van assisen na de wet van 5 mei 2019: één zitting, twee arresten, geen hoger beroep, hoeveel cassatieberoepen?”, NC 2021, 213 ev.