Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

Het Europees Aanhoudingsbevel: Vertrouwen is goed, (een beetje) controle is beter

  • Straf- en Strafprocesrecht

Het zogenaamde Europees Aanhoudingsbevel (‘EAB’) is een beslissing genomen door een bevoegde rechterlijke autoriteit van een EU-lidstaat met het oog op de aanhouding en overlevering van een bepaalde persoon door een andere EU-lidstaat. Dit opdat de vervolgende autoriteiten een strafvervolging zouden kunnen instellen tegen die persoon of om een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel zouden te kunnen uitvoeren.

Eenvoudig gesteld kan bijvoorbeeld een bevoegde Duitse autoriteit op basis van het EAB de overlevering van een persoon in België vragen in het kader van een vervolging wegens drugshandel in München. Die persoon zal vervolgens worden gesignaleerd en aangehouden conform de Belgische wettelijke bepalingen. Uiteraard dient de daaropvolgende overleveringsprocedure te geschieden volgens welbepaalde regels, waarbij ons kantoor bijstand kan verlenen.

Het EAB berust in beginsel op het principe van wederzijds vertrouwen tussen de EU-lidstaten. Behoudens enkele limitatieve wettelijke uitzonderingen, moeten de lidstaten elkaars rechterlijke beslissingen dan ook uitvoeren. In ons voorbeeld bestaat er een dergelijke uitzonderlijke weigeringsgrond indien de persoon die het voorwerp van het EAB uitmaakt, reeds in België een gevangenisstraf heeft uitgezeten voor dezelfde feiten van drugshandel. In dat specifieke geval moet de Belgische rechter de uitlevering naar Duitsland weigeren.

Het Europees Hof van Justitie bracht echter enige nuance aan met een arrest van 5 april 2016. Naast de zeer uitzonderlijke wettelijke weigeringsgronden, moet de rechter van de lidstaat die om overlevering wordt gevraagd, ook de fundamentele grondrechten in ogenschouw nemen.

Het arrest gaat over een geval waarbij een Duitse rechter diende te oordelen over de tenuitvoerlegging van twee EAB’s, uitgevaardigd door Roemenië en Hongarije. De Duitse rechter stelde de onmenselijke toestanden in de gevangenissen van die landen vast, zich baserend op recente arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en verslagen van het Europees Comité ter Preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen. Slechte detentieomstandigheden maken echter geen uitzondering uit, waarop de overlevering kan worden geweigerd.

Het Hof van Justitie oordeelde dat de tenuitvoerlegging van het EAB toch kan worden uitgesteld wanneer er voor de betrokken persoon een reëel risico bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. Indien het bestaan van dit risico niet binnen een redelijke termijn kan worden uitgesloten, dient de uitvoerende rechter te beslissen of de overleveringsprocedure moet worden beëindigd.

Het Hof vereist wel het bestaan van zwaarwegende gronden om aan te nemen dat de betrokkene daadwerkelijk een dergelijk gevaar zal lopen vanwege de voor hem te verwachten detentieomstandigheden. Vermoedens volstaan geenszins, er dienen precieze en concrete gegevens aanwezig te zijn.

Wederzijds vertrouwen blijft dus het uitgangspunt, doch niet volkomen blindelings.