Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

Inbreuk op drugwetgeving vs. inbreuk op een andere wet: verschil in behandeling mogelijk

  • Straf- en Strafprocesrecht

Op 6 december 2018 heeft het Grondwettelijk Hof een interessante uitspraak gedaan met betrekking tot inbreuken op de Drugwet (wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, zoals gewijzigd door de wet van 3 mei 2003).

Het volgende probleem lag voor:

Personen die vervolgd worden voor een inbreuk begaan op de Drugwet, kunnen in aanmerking komen voor opschorting of uitstel van de straf, zoals bepaald in de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zelfs indien zij niet voldoen aan de toepassingsvoorwaarden die in deze wet zijn bepaald.

Personen die vervolgd worden wegens een ander misdrijf dat weliswaar werd begaan in het kader van hun eigen drugsverslaving, maar geen inbreuk vormt op de Drugwet, zoals bijvoorbeeld diefstal, komen enkel voor de gunst van opschorting, uitstel of probatie in aanmerking indien zij voldoen aan de toepassingsvoorwaarden uit deze wet van 29 juni 1964.

Is dit geen discriminatie? Het gaat toch in allebei de gevallen om misdrijven die worden gepleegd in het kader van een drugproblematiek.

Volgens het Grondwettelijk Hof is dit verschil geen discriminatie.

Pas in 1975 werd in de Drugwet voorzien dat er soepelere voorwaarden gelden voor het toekennen van opschorting, uitstel of probatie van de straf. De bedoeling van de wetgever was hierbij tweeledig. Enerzijds wou men de straffen verzwaren voor hen die drughandel in stand hielden, en anderzijds wou men hulp bieden aan drugsverslaafden, en voornamelijk de jongeren onder hen, waarbij de druggebruiker eerder als een slachtoffer dan als een dader werd gezien. Om deze reden zouden aan de druggebruiker, in een bepaalde mate, een vrijwaring van een effectieve strafsanctie worden geboden.

Het Grondwettelijk Hof besluit dat dit verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk het al dan niet bestaan van een strafrechtelijke vervolging voor een inbreuk op de Drugwet. Omwille van het feit dat de wetgever tot doel had om drugsverslaafden te helpen met hun verslaving, is het duidelijk dat de gunst van opschorting, probatie of uitstel enkel kan worden toegekend aan personen die vervolgd worden wegens een inbreuk op de Drugwet. 

Er ligt geen schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel voor doordat enkel personen die een inbreuk maken op de Drugwet het voordeel van soepelere voorwaarden voor de straftoemeting krijgen, terwijl personen die vervolgd worden wegens een inbreuk op een andere wet – ook al gebeurt dit in het kader van hun drugsverslaving – hier geen aanspraak op kunnen maken.

Indien men vervolgd wordt zowel voor een inbreuk op de Drugwet als voor een inbreuk op een andere wet, maar in het kader van een drugsverslaving, kan er dan weer wel aanspraak worden gemaakt op de soepelere voorwaarden voor de straftoemeting. Ook dit maakt geen onevenredig onderscheid uit.

Mr. Lieze Mondelaers