Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

langs elektronische weg gesloten contracten

  • Contractenrecht

Artikel XII.15 WER voorzag dat een elektronisch afgesloten contract dezelfde rechtsgevolgen heeft als een op papier afgesloten contract.

Artikel XII.16 WER vermeldt een lijst van rechtshandelingen waarop artikel XII.15 niet kan toegepast worden.

Het betrof o.m. contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten.

Deze artikelen in het WER vindt men terug onder het hoofdstuk 5 dat de bepalingen omvat omtrent “langs elektronische weg afgesloten contracten”.

Voor het Hof van Beroep Antwerpen was de bepaling van artikel XII.16 o.m. de reden om voor te houden dat de totstandkoming en/of het bewijs van koop-verkoopovereenkomsten betreffende een onroerend goed via digitale weg (bv. e-mail) niet mogelijk was.

De vastgoedwereld reageerde onthutst op het standpunt van het Hof van Beroep te Antwerpen weergegeven in haar arrest van 19.12.2016.

De rechtswereld reageerde snel en kon aantonen dat het standpunt van het Hof juridisch geen hout sneed. Er volgden even snel arresten van andere Hoven waarin een ander standpunt werd ingenomen.

Deze rechtsonzekerheid leidde de wetgever tot het nemen van initiatieven om aan de bestaande onzekerheid te verhelpen.

Bij wet van 20.09.2018 (wet tot harmonisatie van de begrippen “elektronische handtekening en duurzame gegevensdrager en tot opheffing van de belemmeringen voor het sluiten van overeenkomsten langs elektronische weg”) worden o.m. de artikelen XII.15 en XII.16 gedeeltelijk gewijzigd.

 

Artikel XII.15 (nieuw) luidt als volgt :

§1.       Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereisten zijn gevrijwaard.

§2.       Voor de toepassing van §1 moet in overweging genomen worden dat :

                 –      aan de vereisten van een geschrift is voldaan door een geheel van alfabetische tekens of enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan beschermd wordt, welke ook de drager en de transmissie-mogelijkheden zijn;

                 –      aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereisten van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt de voorwaarden van ofwel artikel 3.10 van de verordening 910/2014, ofwel van artikel 3.12 van de verordening 910/2014;

                 –      aan de vereisten van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt kan worden voldaan door om het even welk procedé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.

 

XII.16 (nieuw) luidt nu als volgt :

                        Op voorwaarde dat ze het bestaan van praktische belemmeringen vaststellen voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract langs elektronische weg, kunnen Hoven en rechtbanken het artikel XII.15 niet toepassen op de contracten die tot één van de volgende categorieën behoren :

1.         contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;

2.         contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;

3.         contracten voor persoonlijke en zakelijk zekerheden welke gesteld worden door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of beroepsactiviteit;

4.         contracten die onder het familierecht of erfrecht vallen.

De toevoegingen of aanpassingen aan en van de artikelen XII.15 en XII.16 zijn van toepassing van 20.10.2018.

De wetgever heeft hiermee willen verduidelijken dat men niet langer kan spreken over een automatische uitsluiting.

Voortaan kan enkel de rechter beoordelen of er geval per geval praktische belemmeringen aanwezig zijn voor het vervullen van de voorgeschreven vormvereisten in het kader van digitale overeenkomsten.

U zal zich ongetwijfeld afvragen of elke mail, sms-bericht, of elk elektronisch communicatie-middel dan kan dienen als bewijs van de totstandkoming van bv. een vastgoedtransactie?

Het antwoord is en blijft ontkennend.

Uw mail moet immers steeds een elektronische handtekening bevatten om met een geschrift te kunnen gelijkgesteld worden.

Indien het elektronisch document niet beantwoordt aan de vereisten van artikel XII.15 WER (geschrift, elektronische handtekening, geschreven vermelding van diegene die zich verbindt) dan is dit geen geschrift maar levert het slechts een begin van bewijs door geschriften op.

De wetgevende ingreep is een aanzet om in de toekomst de verschillende uitzonderingsregimes opgesomd in artikel XII.16 op te heffen, rekening houdende met het steeds meer ingeburgerd raken van het gebruik van het elektronisch verkeer in allerhande transacties.

De wet van 20.09.2018 is ongetwijfeld een verduidelijking die nodig was door de ontstane rechtsonzekerheid in de vastgoedwereld.

Wij blijven echter de nadruk leggen dat voor belangrijke transacties, zoals een vastgoedtransactie, het toch aangewezen blijft om een traditioneel geschrift op te stellen dat beantwoordt aan alle wettelijke vormvereisten om aldus elke discussie uit te sluiten over de totstandkoming van de overeenkomst en het te leveren bewijs van het bestaan van deze overeenkomst.

Arne Van der Graesen

Ere-advocaat