Vanaf woensdag 29.11.2017 is de termijn waarbinnen een onderzoeksrechter dient te beslissen over de aanhouding van een gearresteerde verdachte opgetrokken van 24u naar 48u. Indien de onderzoeksrechter binnen die periode geen beslissing neemt, moet de van zijn vrijheid beroofde verdachte worden vrijgelaten.
De verdubbeling van de maximale termijn van vrijheidsberoving zonder tussenkomst van een rechter kadert voornamelijk in de strijd tegen terrorisme. De doelstelling van de wetgever bestaat erin de onderzoekers meer tijd te geven in de steeds toenemende complexiteit van strafzaken, waarbij ook vaak tolken voor anderstalige verdachten moeten worden gezocht. In een eerste instantie was er nog sprake van een verlenging tot 72u, wat echter op veel tegenstand stootte. Met de wijziging naar 48u wordt een evenwicht beoogd tussen het verzamelen van wettelijke bewijzen, het waken over de openbare veiligheid en het waarborgen van de mensenrechten.
De nieuwe maximumtermijn van 48u is algemeen van toepassing, dus niet enkel in terrorismedossiers.
Het vroeger bestaande “bevel tot verlenging” wordt afgeschaft. Met een dergelijk bevel kon de onderzoeksrechter voorheen reeds een bijkomende termijn van 24u bekomen. Door de algemene optrekking naar 48u, achtte de wetgever dit bevel tot verlenging niet meer nodig.
Voor de aanpassing diende niet enkel de wet op de voorlopige hechtenis, maar ook de Grondwet te worden gewijzigd. De daartoe vereiste tweederdemeerderheid in het parlement werd gevonden in de nasleep van de verschillende terroristische aanslagen op Europese bodem.
Niels Vos