Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

Onderhoudsbijdragen: objectief en transparant

  • Familierecht

De wetgever zoekt voortdurend naar manieren om onderhoudsbijdragen van ouders ten aanzien van hun kinderen meer objectief en transparant te berekenen.

Een eerst stap werd gezet bij wet van 19 maart 2010 op basis waarvan elke rechterlijke beslissing die een onderhoudsbijdrage vaststelt acht elementen dient te vermelden die tot de uiteindelijk bijdrage geleid hebben:

  1. de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders
  2. de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze kosten begroot zijn;
  3. de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;
  4. de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind ten gevolge van deze verblijfsregeling;
  5. het bedrag van de kinderbijslag en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;
  6. de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;
  7. het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten;
  8. de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn.

Tot nog toe waren ouders, die tot een akkoord over de onderhoudsbijdrage voor hun gemeenschappelijke kinderen kwamen, niet verplicht om voormelde acht elementen in rekening te brengen, laat staan uitdrukkelijk in hun overeenkomst te vermelden.

Wanneer er later door één van de betrokken ouders voor de Rechtbank wordt aangevoerd dat de vroeger overeengekomen onderhoudsbijdrage omwille van nieuwe elementen aangepast dient te worden, dan is het echter moeilijk te beoordelen hoe het vroegere akkoord tot stand gekomen is wanneer hierover in het akkoord niets vermeld werd.

Bij wet van 21 december 2018 werd dan ook voorzien dat partijen vanaf 10 januari 2019, verplicht zijn om in hun akkoord voormelde parameters toe te lichten.

 

In diezelfde wet van 21 december 2018 wilde de wetgever ook het probleem aanpakken van de eindeloze discussies tussen ouders over de afrekening van de buitengewone kosten voor hun kinderen. De wettelijke definitief leek immers onvoldoende houvast te bieden.

In het Koninklijk Besluit van 22 april 2019 worden de bijzondere kosten thans als volgt omschreven:

de volgende medische en paramedische kosten:

a)  de behandelingen door artsen-specialisten en de medicaties, gespecialiseerde onderzoeken en verzorging die zij voorschrijven

b) de kosten van heelkundige ingrepen en van hospitalisatie en de specifieke behandelingen die eruit voortvloeien;

c)  de medische en paramedische kosten en hulpmiddelen waaronder orthodontie, logopedie, oftalmologie, psychiatrische of psychologische behandeling, kinesitherapie, revalidatie, prothesen en apparaten, met name de aankoop van een bril, een beugel, contactlenzen, orthopedische zolen en schoenen, hoorapparaten en een rolstoel;

d) de jaarlijkse premie van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering die de ouders of één van hen moeten betalen. De premie moet betrekking hebben op de kinderen;

en dit:

– voor zover de kosten bedoeld onder a), b) en c) voorgeschreven zijn door een bevoegde arts of instantie; en

– onder aftrek van de tussenkomst van het ziekenfonds, van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering.

de volgende kosten betreffende de schoolse opleiding :

a) meerdaagse schoolactiviteiten tijdens het schooljaar zoals ski-, zee- en bosklassen, school- en studiereizen en stages;

b) noodzakelijk gespecialiseerd en kostelijk studiemateriaal en/of schoolkledij, aan speciale taken verbonden, die vermeld staan op een lijst die de onderwijsinstelling aflevert;

c) het inschrijvingsgeld en de cursussen voor hogere studies en bijzondere opleidingen alsook niet gesubsidieerd onderwijs;

d) de aankoop van informatica-apparatuur en printers met de softwareprogramma’s die voor de studie noodzakelijk zijn;

e)  de bijlessen die het kind moet volgen om in zijn schooljaar te slagen;

f)  de kosten verbonden aan de huur van een studentenkamer;

g) bijkomende specifieke kosten verbonden aan een buitenlands studieprogramma;

na aftrek van eventuele school- en studietoelagen en andere studiebeurzen.

de volgende kosten verbonden aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en ontplooiing van het kind, nl.:

a)  kosten voor kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 3 jaar;

b) lidgeld, basisbenodigdheden en kosten voor kampen en stages in het kader van culturele, sportieve of artistieke activiteiten;

c)  inschrijvings- en examengeld voor de rijopleiding en de theoretische en praktische examens voor een rijbewijs voor zover dit niet kosteloos langs de school kan behaald worden maar via een rijschool moet gebeuren;

Alle overige kosten die de ouders in een gezamenlijk akkoord als buitengewoon benoemen of die als zodanig door de rechter gekwalificeerd worden.