Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

Taalwetgeving bij grensoverschrijdende handelsbetrekkingen

  • Handels- en Economisch recht

Op 12.11.2010 sluit een in Vlaanderen gevestigd bedrijf een overeenkomst met een te Milaan gevestigde Italiaanse vennootschap, waarbij deze laatste wordt aangesteld als exclusieve concessiehouder voor de distributie van kinderartikelen.

De concessieovereenkomst voorziet dat de overeenkomst wordt beheerst door het Italiaans recht en dat de rechtbanken van Gent bevoegd zijn om kennis te nemen van eventuele betwistingen tussen partijen.

Het Vlaams bedrijf beëindigt de overeenkomst vroegtijdig omdat haar Italiaanse concessiehouder de toegezonden facturen ten bedrage van ongeveer 234.000 Euro nalaat te betalen.

Zij dagvaardt haar Italiaanse concessiehouder voor de Rechtbank van Koophandel te Gent en vordert betaling van de openstaande facturen.

Als verweer tegen de vordering tot betaling van de facturen heeft de Italiaanse concessiehouder de nietigheid van de facturen aangevoerd.

De concessiehouder hield namelijk voor dat de facturen behoudens de identiteit van de concessiegever en zijn BTW- en bankgegevens, met inbegrip van de algemene verkoopsvoorwaarden in een andere taal dan het  Nederlands waren opgesteld, nl. in het Italiaans, ofschoon de concessiegever gevestigd was in het Nederlandstalig taalgebied van het Koninkrijk België.

Artikel 2 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 juli 1973 voorziet dat de te gebruiken taal voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, alsmede voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen, (…) het Nederlands is.

Artikel 10 van ditzelfde decreet bepaalt dat de stukken of handelingen, die in strijd zijn met de bepalingen van dit decreet nietig zijn.

De nietigheid wordt ambtshalve door de rechter vastgesteld.

Geconfronteerd met de opgeworpen nietigheid van haar facturen is de concessiegever van oordeel dat de in het taaldecreet voorziene sanctie van de nietigheid onevenredig is en strijdig met de artikelen 34 en 35 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (VWEU – publicatieblad C326 van 26.10.2012)

De Rechtbank van Koophandel te Gent is niet ongevoelig voor dit argument en heeft de verdere behandeling van de  zaak opgeschort en een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie te Luxemburg.

De Vlaamse concessiegever vraagt zich af of de verplichting voor ondernemingen met zetel in het Nederlandse taalgebied van het Koninkrijk België om hun facturen op straffe van nietigheid in het Nederlands op te stellen, een belemmering van het internationale handelsverkeer kan vormen, of die mogelijke belemmering kan worden gerechtvaardigd door één of meerdere doelstellingen van algemeen belang, zoals daar zijn het bevorderen en het stimuleren van een officiële taal en het waarborgen van de doeltreffendheid van de administratieve controles en of die mogelijke belemmering evenredig is aan de nagestreefde doelstellingen.

De advocaat-generaal van het Hof van Justitie heeft in zijn uitvoerige conclusie van 21 april 2016 geadviseerd dat de sancties die zijn neergelegd in de regeling van het hoofdgeding (nietigheid) niet noodzakelijk zijn om de door de Belgische regering aangevoerde doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken, aangezien de nietigverklaring van de facturen die niet in het Nederlands zijn opgesteld niet rechtstreeks bijdraagt tot bevordering van die taal of eenvoudigere administratieve of fiscale controles op zich;

De advocaat-generaal is van oordeel dat de sanctie van de nietigheid KENNELIJK overdreven is.

De Grote Kamer van het Hof van Justitie te Luxemburg heeft in haar arrest van 21 juni 2016 de conclusie van de advocaat-generaal gevolgd.

Het Hof verklaart voor recht :

“Artikel 32 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling van een gefedereerde eenheid van een lidstaat, zoals de Vlaamse Gemeenschap, die elke onderneming die haar exploitatiezetel op het grondgebied van deze eenheid heeft, de verplichting oplegt om voor alle vermeldingen op facturen betreffende grensoverschrijdende transacties uitsluitend de officiële taal te gebruiken, op straffe van de door de rechter ambtshalve vast te stellen nietigheid van deze facturen.”

Deze zaak is nu terug hangende voor de Rechtbank van Koophandel te Gent die verder ten gronde uitspraak zal moeten doen over de opgeworpen nietigheid.

Het is wachten op het oordeel van deze rechter.

Het is dus verstandig voor Vlaamse ondernemers om bij grensoverschrijdende transacties binnen de Europese Unie de facturen in het Nederlands op te stellen en bij de redactie van de factuur naast de vermeldingen op de factuur in het Nederlands ook de noodzakelijke vermeldingen op te nemen in de taal van de buitenlandse contractpartij.

Hetzelfde geldt voor de redactie en de mededeling van de algemene verkoopsvoorwaarden.

De Vlaamse decreetgever zal het taaldecreet van 1973 best aanpassen m.b.t. de sanctie van de ambtshalve nietigheid.

Arne Van der Graesen