Op 13.06.2018 werd door de Commissie voor Justitie de tekst goedgekeurd van het wetsvoorstel tot wijziging van de regelingen met betrekking tot het recht op persoonlijk contact van grootouders met hun kleinkind. Voormeld recht blijkt vaak een lege doos te zijn, hoewel grootouders krachtens artikel 375bis Burgerlijk Wetboek een principieel recht op persoonlijk contact hebben. De rechter beslist immers over de uitoefening van het recht op persoonlijk contact in het belang van het kind. De interpretatie van wat dat belang precies inhoudt verschilt evenwel van rechter tot rechter. Bijgevolg bestaan er grote verschillen tussen de gerechtelijke arrondissementen over de toekenning of afwijzing van de uitoefening van het recht op persoonlijk contact aan grootouders.
Om die redenen wordt art. 375bis BW gewijzigd zodat de familierechtbank de uitoefening van het recht op persoonlijk contact van grootouders enkel weigert als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind. Het contact met de grootouders is immers belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van het kleinkind en wordt gewaarborgd door het recht op familieleven van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het komt zo nodig toe aan de ouders die zich verzetten tegen een recht op persoonlijk contact om te bewijzen dat dat recht van de grootouders indruist tegen het belang van het kind.