Met het recente arrest nr. 240.875 van 2 maart 2018 heeft de Raad van State het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) “Reconversie verblijfsrecreatie fase 1c: Wachtebeke” deels vernietigd.
Het arrest is interessant om twee redenen:
(1) de Raad van State bevestigt de regel dat stedenbouwkundige voorschriften binnen een RUP steeds grondgeboden zijn, en
(2) verder houdt de Raad de verenigbaarheid van twee bestemmingen op hetzelfde perceel grond tegen het licht.
Het RUP
Voor de aan de besproken uitspraak ten grondslag liggende feiten, bevinden we ons te Wachtebeke, waar de provincie Oost-Vlaanderen voor een deel van het Wachtebeekse grondgebied een RUP heeft aangenomen. Enkele percelen grond binnen het plangebied van het RUP zijn actueel bebouwd met een weekendverblijf. Deze percelen zijn volgens het gewestplan ook gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie.
Het RUP wijzigt de gewestplanbestemming naar een zone voor “openluchtrecreatieve verblijven in een beboste omgeving met nabestemming bosgebied (categorie: tot 1/01/2022: ‘recreatie’, vanaf 1/01/2022: ‘bos’)”. Een aantal eigenaars binnen het plangebied zijn niet akkoord met het RUP, en dienen een verzoek tot nietigverklaring in bij de Raad van State.
Bebouwing vs. bos
Voor de Raad werpen de eigenaars tegen dat de doelstelling van de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van het bos, door de aanwezigheid van de reeds aanwezige bebouwing van weekendverblijven, niet verwezenlijkt kan worden. De Raad is gevolgd in deze redenering
Volgens de Raad van State gelden er bij de inwerkingtreding van het RUP, binnen de betrokken zone, tezelfdertijd drie bestemmingen, te weten verblijfsrecreatie, bos en wonen. De voorschriften laten tot 1 januari 2022 nieuwe bebouwing op de onbebouwde percelen binnen de betrokken zone toe.
Nog volgens de Raad zijn de bestemmingen verblijfsrecreatie en wonen niet met de bestemming bos
verenigbaar, nu zij de doelstelling van deze bestemming, te weten de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, veeleer verhinderen. De stedenbouwkundige voorschriften van het RUP schenden om die reden het zorgvuldigheidsbeginsel.
Persoonsgebonden vs grondgebonden
Een tweede kritiek die door de Raad van State wordt aangenomen, vormt het argument dat de stedenbouwkundige voorschriften eerder persoonsgebonden zijn.
In het RUP staat namelijk het volgende voorschrift opgenomen: “Personen die op 31 augustus 2009 reeds gedurende ten minste één jaar een (hoofdzakelijk) vergund (geacht) openluchtrecreatief verblijf, dat voldoet aan de vereisten vastgesteld bij en krachtens artikel 5 § 1 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, als hoofdverblijfplaats betrekken (zulks blijkens een voorlopige of definitieve inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de betrokken gemeente) en die geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben, kunnen permanent wonen in betreffend openluchtrecreatief verblijf tot op het moment dat ze een alternatieve woning uit het eerste aanbod tot herhuisvesting van overheidswege betrekken, of tot op het moment dat ze het eerste aanbod tot herhuisvesting van overheidswege weigeren. Permanent wonen kan sowieso niet meer vanaf 1 januari 2030”.
De Raad van State heeft dit voorschrift terecht gesanctioneerd. Volgens de Raad hebben deze bepalingen een persoonsgebonden karakter, en kunnen zij bijgevolg niet beschouwd worden als bestemmings-, inrichtings- of beheersvoorschriften, die uit hun aard steeds een grondgebonden karakter moeten hebben. Daaruit volgt volgens de Raad dat de provincie de laatstgenoemde voorschriften niet kon vaststellen binnen haar algemene planningsbevoegdheid.