In 2007 werden regels over de medische begeleide voortplanting wettelijk verankerd. Er werd toen beslist dat donoren zowel vóór, tijdens, als na de donatie anoniem moeten kunnen blijven, niet alleen voor de wensouders maar ook voor het verwekte kind. Het is voor een fertiliteitscentrum bijgevolg verboden om informatie over de donor van geslachtscellen vrij te geven. Het niet-respecteren van de anonimiteit betreft een schending van het beroepsgeheim en wordt strafrechtelijk beteugeld. Er wordt echter hoe langer hoe meer de vraag gesteld of het nog houdbaar is om met anonieme zaad- en eiceldonoren te werken. Het Grondwettelijk Hof heeft bij een arrest van 26 september 2024 alvast een aanzet gegeven tot tempering van een absolute donor-anonimiteit.
- Aanleiding van het arrest van 26 september 2024
Een vrouw die een medisch begeleide voortplantingsbehandeling met behulp van anoniem gedoneerde zaadcellen heeft ondergaan, dagvaardde samen met één van haar hieruit verwekte dochters het betrokken fertiliteitscentrum voor de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Zij vroegen om de overdracht van alle gegevens van de donor waarover het fertiliteitscentrum beschikte.
Bij de beoordeling van voormelde vraag, stelde de rechtbank vast dat wetsbepalingen verhinderen dat het fertiliteitscentrum enige informatie over de donor overmaakt aan het verwekte kind. De rechtbank richtte zich hierna dan ook tot het Grondwettelijk Hof om te laten beoordelen of de betrokken wetsbepalingen wel te rijmen zijn met het recht op de eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven.
- Beoordeling door het Grondwettelijk Hof
In de eerste plaats wijst het Hof erop dat het recht op de eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven ook het recht inhoudt op identiteit en persoonlijke ontwikkeling, en daaruit voortvloeiend een recht om zijn of haar afstamming te kennen.
Verder stelt het Hof dat een overheid zich in deze rechten mag inmengen, maar dat een wettelijke regeling die een dergelijke inmenging inhoudt, wel een legitiem doel moet nastreven én een billijk evenwicht tot stand moet brengen tussen de concurrerende belangen van het individu en de samenleving in haar geheel.
Het Hof stelt vast dat de betrokken wetsbepalingen legitieme doelstellingen nastreven, namelijk het vermijden dat er een tekort aan donoren zou ontstaan en het vermijden dat de mythe in stand zou gehouden worden dat het karakter van het kind in de genen van de donor zou zitten.
Volgens het Hof heeft de wetgever evenwel geen billijk evenwicht tot stand gebracht tussen alle concurrerende belangen. De wetgever heeft immers een absolute voorrang gegeven aan de belangen van de donor, die weliswaar een legitieme verwachting heeft op het behoud van de regel van de anonimiteit, ten nadele van de belangen van het verwekte kind. De betrokken wetsbepalingen maken het voor het verwekte kind immers onmogelijk, in alle omstandigheden en ongeacht het belang dat het inroept, om enige informatie met betrekking tot de donor te verkrijgen van het fertiliteitscentrum. De betrokken bepalingen maken het evenmin mogelijk om de donor rechtstreeks of onrechtstreeks te contacteren om na te gaan of hij instemt met de opheffing van zijn anonimiteit.
Het Hof besluit bijgevolg tot de ongrondwettigheid van de wetsbepalingen doordat zij een absolute voorrang geven aan de belangen van de donor, ten nadele van de belangen van het verwekte kind. Zij ontnemen donorkinderen immers op absolute wijze iedere mogelijkheid om hun afkomst te achterhalen via het fertiliteitscentrum.
- Gevolgen van het arrest van 26 september 2024
Aangezien de wetsbepalingen ongrondwettig en in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens worden geacht, dringt er zich een nieuw wetgevend initiatief op om een billijk evenwicht uit te werken tussen de betrokken belangen van de donor en het verwekte kind.
In tussentijd moeten de gevolgen van de bestaande wetsbepalingen wel gehandhaafd blijven, dit tot aan de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving, dan wel uiterlijk tot en met 30 juni 2027.