In strafzaken kan beslag gelegd worden door onderzoeksrechter en Procureur des Konings op roerende en onroerende goederen. Beslag is een bewarende maatregel . De goederen zijn dan niet meer vervreemdbaar. Beslag kan uitmonden ofwel in verbeurdverklaring ten voordele van de Belgische Staat, ofwel in teruggave aan degene bij wie het in beslag is genomen of nog, afgifte aan een derde.
Onder een derde dient verstaan degene die volledig buiten de strafzaak staat.
Wat zijn de mogelijkheden van een derde bij een dergelijk beslag ?
1. Indien de Procureur beslag heeft gelegd kan aan hem om de opheffing verzocht worden. De mogelijkheid bestaat bepaalde modaliteiten te verbinden aan die opheffing zoals bijv het goed niet te vervreemden ofwel een bedrag te betalen in de plaats van het inbeslaggenomen goed. Indien een onderzoeksrechter beslag legt kan men hetzelfde vragen aan de onderzoeksrechter. De procedure tot opheffing is welomschreven waarbij er ook hoger beroep mogelijk is tegen de eerste beslissing. Een en ander is erg technisch en verbonden aan strikte termijnen en vormvoorschriften. De bijstand van een advocaat is wenselijk.
Klassiek voorbeeld is dat als een voertuig in beslag is genomen dat niet aan de verdachte toebehoort maar aan een vennootschap, ook al heeft die verdachte aandelen in die vennootschap, de vennootschap handlichting kan vorderen van dat beslag. Vaak is inderdaad slechts verbeurdverklaring mogelijk als het in beslag genomen goed in eigendom toebehoort aan de verdachte. De vennootschap is dan te beschouwen als een derde ter goeder trouw en mag geen nadeel ondervinden van het beslag.
2.Indien een strafzaak hangende is voor een rechtbank ten gronde waarbij de verbeurdverklaring wordt gevorderd door de Procureur van een goed dat aan een derde toebehoort, kan die derde tussenkomen in de procedure opdat het aan hem zou worden teruggegeven.
De derde is zelfs in de mogelijkheid om zich te richten tot de burgerlijke rechter om hem het goed te doen afgeven dat de strafrechter eerder verbeurd heeft verklaard.
Bij koninklijke besluiten van 24 maart 1936 en 9 augustus 1991 zijn er een specifieke procedures in het leven geroepen waarbij derden zich kunnen verzetten tegen de verbeurdverklaring van goederen waarop zij menen recht te kunnen laten gelden. Beide procedures zijn slecht gekend bij de rechtspractici zodat er te weinig toepassing van gemaakt wordt. Samengevat komen die procedures er op neer dat deze derde zijn rechten laat geleden bij de griffier binnen een welbepaalde termijn en dat men de zaak vervolgens voor de rechtbank kan brengen om de zaak te doen afgeven.
Zo bekwamen wij recent van het Hof van Beroep dat een persoon die een computer van justitie terugkreeg, nadat hij niet vervolgd werd, toch niet in bezit werd gesteld van files met fabrieksgeheimen die zich op die computer bevonden aangezien wij konden aantonen dat die files aan een derde, zijnde een vennootschap, toebehoorden. De vennootschap krijgt de files en de voormalig verdachte de computer zonder files.
Beslag in strafzaken is een erg technische materie die gespecialiseerde juridische bijstand vergt.
Mr. Jan Swennen