Grondwettelijk Hof breidt controlefunctie van Kamer Inbeschuldigingstelling uit.
Een gerechtelijk onderzoek is niet op een, twee, drie gevoerd. Vaak zijn diverse, complexe en soms internationale onderzoeksdaden nodig om de waarheid aan het licht te brengen en dat vergt tijd. Ook al is het voor de betrokkenen in het dossier geduldig afwachten, de wetgever heeft in een mogelijkheid voorzien om de duurtijd van het onderzoek te controleren. Wie het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek dat na een jaar nog niet is afgerond, kan de kamer van inbeschuldigingstelling vatten om de voortgang van het onderzoek te controleren (art. 136, tweede lid Sv.).
Een gelijkaardig recht is niet voorzien voor de verdachte in een opsporingsonderzoek, ook al kan deze met een even lange en soms nog langere duurtijd geconfronteerd worden.
Levert dit onderscheid geen schending op van het gelijkheidsbeginsel in het licht van het recht op een eerlijk proces en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel ? Het Grondwettelijk Hof werd recent met deze prejudiciële vraag gevat door de Kamer van inbeschuldigingstelling van Gent.
Met het arrest van 3 februari 2022 werd deze vraag bevestigend beantwoord.
Het recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn is van toepassing op de gehele procedure. Deze termijn vangt aan van zodra een persoon verontrust is dat tegen hem of haar een vervolging werd ingesteld. Een persoon heeft een recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel in geval van een verdedigbare klacht over de onredelijke duur van een strafrechtelijke procedure, oordeelt het Grondwettelijk Hof. Voorkomen is daarbij beter dan genezen. De KI kan daarin een rol spelen en die rol mag volgens het Grondwettelijk Hof niet beperkt blijven tot langdurige gerechtelijke onderzoeken. Het is immers niet zo dat opsporingsonderzoeken per definitie minder complex zijn en dus niet onredelijk lang zouden kunnen duren.
Besluit: inzoverre artikel 136, tweede lid Sv. niet voorziet in een daadwerkelijk preventief rechtsmiddel voor de verdachte, dat erop gericht is een lopend opsporingsonderzoek te doen versnellen, indien dat onderzoek na een jaar niet is afgesloten, schendt deze bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 13 EVRM).
De wetgever is nu aan zet om een dergelijk (doeltreffend) rechtsmiddel in te voeren. Zolang dit er nog niet is, dient de kamer van inbeschuldigingstelling zijn controlefunctie bij analogie toe te passen in het kader van een opsporingsonderzoek.