Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

De zaak Riahi tegen België: meer tegenspraak in correctionele zaken?

  • Straf- en Strafprocesrecht

België werd recent door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) te Straatsburg op de vingers getikt wegens schending van het recht op een eerlijk proces.

In de zaak Riahi weigerde het Hof van Beroep in te gaan op het verzoek van de verdediging om het slachtoffer, wiens verklaring het enige bewijs was van een gewapende overval, te ondervragen ter zitting. Volgens de appelrechters waren de eerdere verklaringen van het slachtoffer, afgelegd voor de politie en de onderzoeksrechter, voldoende nauwkeurig en overtuigend. In tegenstelling tot het Hof van Cassatie, waar de heer Riahi nog bot ving, maakt deze weigering volgens het EHRM een schending uit van artikel 6 EVRM (EHRM 14 juni 2016, Riahi/België).

Het EHRM onderstreept het belang van een tegensprekelijk onderzoek ter zitting en het belang voor de verdediging en de rechter om de betrouwbaarheid van getuigen te controleren en desgevallend te betwisten. Dit betekent evenwel niet dat elke getuige op de zitting moet ondervraagd worden, hetgeen voor de talrijke correctionele zaken ook praktisch onhaalbaar zou zijn. Wanneer evenwel de getuigenverklaring het enige of voornaamste bewijsmiddel is en het recht van verdediging om de betrouwbaarheid van deze getuige à charge te betwisten niet op een andere wijze wordt gewaarborgd, mag de verdediging dit recht niet ontnomen worden. Zoniet wordt het recht op een eerlijk proces geschonden.

Met deze veroordeling geeft het EHRM een duidelijk signaal: in dossiers waarin de getuigenverklaring het enige of doorslaggevende bewijs is, kan het verhoor van deze getuige ter terechtzitting niet zonder meer geweigerd worden. Op die manier wordt de Belgische strafrechtspraktijk uitgedaagd om het onmiddellijkheidsbeginsel, dat maar ten volle speelt in de zeldzaam geworden assisenprocedure, te transponeren naar correctionele zaken.