U heeft het misschien al eens meegemaakt. Te hard gereden… U had het niet in de gaten, maar blijkbaar bent u niet ontsnapt aan het alziend oog van een flitscamera. En nu ligt er een enveloppe te blinken in uw brievenbus. Geen vroege kerstkaart, maar een “bevel tot betalen”…
In het verkeersrecht is deze situatie niet onbekend. Op basis van art. 61bis en 61ter Wegverkeerswet heeft het openbaar ministerie de mogelijkheid om aan personen met hun hoofdverblijfplaats in België een bevel tot betalen te richten wegens snelheidsinbreuken, het negeren van een vast oranje of rood stoplicht, rijden in staat van alcoholintoxicatie en rijden onder invloed van drugs.
Met de Wet van 31 juli 2023 om justitie, menselijker, sneller en straffer te maken IV (in werking getreden op 19 augustus 2023) heeft de wetgever deze mogelijkheid ook uitgebreid naar het gemeen strafrecht.
Naast de minnelijke schikking en de verruimde minnelijke schikking, wordt ook het bevel tot betalen toegevoegd aan artikel 216bis Sv. Onder bepaalde voorwaarden kan het parket, ook buiten het verkeersrecht, een zaak afhandelen door aan de overtreder een bevel tot betalen op te leggen.
Waarin zit het verschil met een minnelijke schikking ?
Het verschil zit in de implicaties bij het negeren van dergelijk bevel. Anders dan bij een voorstel tot minnelijke schikking (art. 216bis, § 1 Sv.) – waar het parket bij het negeren van dit voorstel zelf het initiatief moeten nemen om de overtreder voor de strafrechtbank te brengen –, is zulks niet nodig bij een genegeerd “bevel tot betalen”. Deze geldelijke (straf-)sanctie wordt definitief en kan onmiddellijk ingevorderd worden wanneer de overtreder niet betaalt en geen verdere juridische actie onderneemt. De Procureur des Konings maakt een afschrift van het bevel tot betalen over aan de federale overheidsdienst Financiën, die de boete met alle rechtsmiddelen kan invorderen en in bepaalde gevallen kan inhouden via uw belastingen. Er moet bijgevolg niet meer gedagvaard worden.
Wat is het toepassingsgebied van een bevel tot betalen ?
Wat het toepassingsgebied van het bevel tot betalen betreft, is dit beperkt tot de minnelijke schikking als de strafvordering nog niet is ingesteld (art. 216bis § 1 Sv.). Zij vindt dus geen toepassing om de betaling van de verruimde minnelijke schikking af te dwingen (art. 216bis § 2 Sv.).
Het bevel tot betaling is bovendien maar van toepassing bij niet betalen van (artikel 216bis/1 Sv.):
- een minnelijke schikking voor kleine correctionele inbreuken waarvoor een effectief bedrag van maximum 750 euro werd voorgesteld;
- een minnelijke schikking i.v.m. enkele verkeer gerelateerde inbreuken die niet strafbaar zijn gesteld door de Wegverkeerswet en waarop art. 65/1 Wegverkeerwet dus geen toepassing vindt.
Tot welk bedrag kan een bevel tot betalen oplopen en welke zijn uw mogelijke opties na ontvangst van een bevel tot betalen ?
Wat het bedrag van het bevel betreft, bepaalt artikel art. 216bis/1 Sv. dat dit gelijk is aan het bedrag van het niet-betaalde voorstel tot minnelijke schikking verhoogd met een toeslag van 35%, een geïndexeerde administratieve toeslag van 25,32 EUR, en desgevallend ook de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en occasionele redders.
Wanneer u dit bedrag vrijwillig en integraal betaalt binnen een termijn van 45 dagen na ontvangst van het bevel, treedt het verval van de strafvordering in (art. 216bis § 1, lid 3 Sv.).
Wanneer u niet akkoord bent en dit wenst te betwisten, moet u zelf actie ondernemen door hoger beroep in te stellen binnen de betalingstermijn van 45 dagen bij de bevoegde strafrechtbank (art. 216bis, § 3, eerste lid Sv.). Die termijn kan worden verlengd met 15 dagen vanaf de kennisname als u aantoont dat u geen kennis kon nemen van het bevel binnen de betalingstermijn. Het verzoekschrift tot hoger beroep moet worden neergelegd op de griffie van de bevoegde correctionele rechtbank of politierechtbank dan wel aan deze griffie bezorgd worden per aangetekende zending of elektronische post (art. 216bis/1, § 3, lid 2-4 Sv.).
Wanneer het ingestelde hoger beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot betalen als niet-bestaande beschouwd. De strafvordering wordt ingesteld en de strafzaak ten gronde wordt aanhangig gemaakt. De strafrechtbank zal geen inhoudelijke toetsing doen van het bevel tot betalen maar enkel de misdrijven beoordelen waarvoor het werd uitgevaardigd (art. 216bis/1 § 3, lid 12 Sv.). Tegen de uitspraak van deze rechtbank kunnen navolgend de klassieke rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep) worden ingesteld (art. 216bis § 3, lid 13-14).
Het is bijgevolg mogelijk om tegen een bevel tot betaling op te komen, maar dit veronderstelt juridische actie van de overtreder.
Wie niets doet, wordt na het verstrijken van de beroepstermijn geconfronteerd met een invordering (art. 216bis § 4-7), een bevel tot betalen…