Vaststaande achterstallige douane- en accijnsschulden, verkeers- en penale boetes daadwerkelijk innen blijkt voor onze overheid een moeilijke kerntaak.
Om aan dit euvel het hoofd te bieden verleende de wetgever bij programmawet met ingang van 1 januari uitgebreidere inningsbevoegdheden aan de ambtenaren van douane – en accijnzen. Hiertoe werd een eerdere wet van 17 juni 2013 hervormd.
Waaruit bestaan nu die uitgebreidere bevoegdheden ?
Indien deze ambtenaren in het verkeer een voertuig spotten waarvan zijn kunnen vaststellen dat de houder van het kenteken nog een schuld, zoals hierboven omschreven, heeft openstaan kunnen zij het voertuig intercepteren en de betrokkene verplichten de openstaande schuld te betalen.
Verleent de debiteur aan de vraag tot betaling van die schuld geen gunstig gevolg kan men het voertuig in beslag nemen en indien er na 10 dagen nog geen betaling volgt kan met het voertuig zelfs openbaar verkopen om de schuld te voldoen. Dit alles kan sedert 1 januari 2017 zonder dat daarvoor eerst tussenkomst van de beslagrechter nodig is. Betaalt de debiteur van die schuld vervolgens de boete en de kosten van beslag wordt het voertuig terug vrijgegeven. Betaalt hij niet gaan het voertuig voor de hamer en wordt de schuld bij voorrang van de opbrengst van de verkoop afgehouden.
Wat is het probleem ?
Mogelijk is dat de titularis van het kenteken (zeg maar de nummerplaat) niet de eigenaar is van het voertuig. Dat is ondermeer het geval bij een geleased voertuig waar het kenteken op naam van de huurder van het voertuig kan staan doch de leasingsmaatschappij eigenaar is van het voertuig. Om aan dit euvel te verhelpen voorzag de wet dat de houder van het kenteken binnen de 3 dagen na kennisgeving van het beslag de eigenaar van het voertuig dient te verwittigen. Problematisch was echter de situatie waarin de houder van het kenteken van de auto de eigenaar (vaak de leasingsmaatschappij) niet verwittigde. Gevolg : de douane dreigde andermans voertuig te openbaar verkopen?
Het toepassingsgebied van het inningsrecht werd aldus principieel verlegd van de “eigenaar van het voertuig” naar een “kentekenhoudersaansprakelijkheid”.
Verschillende leasingsmaatschappijen trokken naar het Grondwettelijk Hof om die regeling aan te vechten. Het risico was niet ondenkbeeldig dat voertuigen waarvan zij eigenaar waren voor de hamer gingen om schulden en boetes van hun klanten te voldoen.
Wat zegt het Grondwettelijk Hof ?
Het Grondwettelijk Hof geeft de leasingsmaatschappijen gelijk in haar arrest van 4 oktober 2018.
Vooreerst brengt het Hof de beginselen in herinnering van de bescherming van het eigendomsrecht en van de waarborgen voor eenieder in een democratische samenleving om zich te richten tot een rechter wanneer onrecht dreigt. De wettelijke inningsregeling voorziet niet in effectief rechtsherstel bij dreigend onrecht.
Vervolgens komt het Hof tot de vaststelling dat volgens de nieuwe wettelijke bepalingen de douaneambtenaren niet de minste onderzoeksverplichting hebben omtrent de vraag of de houder van het kenteken ook de eigenaar is van het voertuig. Indien de ambtenaren aldus een voertuig verkopen dat toebehoort aan een derde passen zij niet meer of niet minder dan de wet toe en maken zij alsdusdanig geen fout. De huidige wettelijke regeling voorziet immers niet in een betwistingsmogelijkheid voor de eigenaar hetgeen aldus een onwettigheid inhoudt gezien schending van het eigendomsrecht.
Het feit dat de daadwerkelijke eigenaar van het voertuig naar de beslagrechter kan stappen doet hieraan geen afbreuk. Ook die beslagrechter zal enkel maar kunnen vaststellen dat de douaneambtenaren de wet juist hebben toegepast.
Evenmin het feit dat de eigenaar van het voertuig zich tegen de kentekenhouder kan richten om een schadevergoeding te eisen is relevant.
Het Grondwettelijk Hof besluit dan ook tot de vernietiging van programmawet van 25 december 2016, in zoverre zij de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen toestaan tot inbeslagneming over te gaan van een voertuig waarvan de kentekenhouder niet de eigenaar is.
Indien U aldus geconfronteerd wordt met een dreigende verkoop van het voertuig waarvan u de houder bent van het kenteken volstaat het aan te geven dat U niet de eigenaar bent van dat voertuig om het beslag te doen opheffen. Het komt ons voor dat de douaneambtenaren niet kunnen eisen dat u het bewijs voorlegt van uw bewering dat U niet de eigenaar bent van het voertuig gezien zij uit hoofde van die wet niet over dergelijke onderzoeksbevoegdheid beschikken.
Het is aangewezen bij urgentie een advocaat in te schakelen zo u van mening bent dat de douane ten onrechte het voertuig aanslaan waarvan het kenteken op uw naam staat.