Wanneer het bestuur een vergunning verleent voor een project, kunnen omwonenden hiertegen een beroep indienen. Zij zouden immers hinder of andere nadelige gevolgen kunnen ondervinden van die beslissing. Het spreekt dan ook voor zich dat zij belang (kunnen) hebben om een vergunningsbeslissing te bestrijden. Bij een weigering kan de aanvrager dan weer een beroep indienen. Zijn belang hiervoor is ook duidelijk, want op die manier kan hij alsnog een vergunning bekomen.
Omgekeerd rijst de vraag of je een beroep kan indienen wanneer een ander geen vergunning krijgt. In praktijk komt het weinig voor, maar de vraag kwam aan bod naar aanleiding van de volgende concrete situatie. Een eigenaar dient een vergunningsaanvraag in voor het vellen van de boom nabij de scheidingsgrens wegens de hinder voor zijn buurman. Er groeide wortels o.a. door de gemene muur heen, die het aluminium frame van de veranda scheeftrok. Het schepencollege weigert de vergunning omwille van de natuurwaarden van de boom. De buur, die vooral hinder ondervindt en feitelijk belang had bij de vergunning, was hiermee niet akkoord en tekende beroep aan bij de bevoegde deputatie.
Naar aanleiding van deze situatie oordeelde de deputatie in kwestie dat zijn beroep niet ontvankelijk was bij gebrek aan belang. De redenering luidde dat de aanvraag niet verplicht is om de vergunning uit te voeren, zodra hij die verkrijgt. Bijgevolg zou de buur geen belang hebben om een weigering door het schepencollege aan te vechten.
Hiermee ging de buurman niet akkoord. Hij tekende beroep aan bij de raad voor vergunningsbetwistingen die de deputatie teruggefloten heeft. De raad volgt de redenering niet dat een bestuurlijk beroep tegen een weigeringsbeslissing van het schepencollege slechts zou openstaan voor de aanvrager. En al zeker niet in de context waarbij vooral de buurman – en niet zozeer de aanvrager zelf – het voordeel van de vergunning beoogde. De deputatie zal nu een nieuwe beslissing moeten nemen, waarbij zij de vergunningsaanvraag inhoudelijk moet beoordelen.