Nieuw-samengestelde gezinnen zijn vandaag geen uitzondering meer. Binnen deze gezinnen ontstaan er vaak hechte banden tussen het stiefkind en zijn stiefouder. Sterker nog, sommige stiefouders beschouwen hun stiefkind als hun eigen kind en willen hun band dan ook juridisch verankerd zien en het stiefkind een gunstig erfrechtelijk statuut geven. Een stiefouderadoptie kan hiervoor een mogelijke piste zijn. Maar wat als het stiefkind al door een andere stiefouder geadopteerd werd?
Het Burgerlijk Wetboek voorziet onder welbepaalde voorwaarden in de mogelijkheid voor een stiefouder (“adoptant”) om het stiefkind te adopteren. Dit kan zowel een gewone adoptie zijn, als een volle adoptie:
- Bij een gewone adoptie zal de band van het stiefkind met zijn oorspronkelijke familie blijven bestaan, maar zullen de juridische gevolgen wel beperkter worden. De stiefouder-adoptant krijgt desgevallend wel het ouderlijk gezag en wordt onderhoudsplichtig, terwijl het kind naast rechten in de erfenis van zijn stiefouder (niet van de rest van zijn familie) ook erfrechten behoudt ten aanzien van de oorspronkelijke ouder.
- Bij een volle adoptie worden de banden met de oorspronkelijke familie wel helemaal doorbroken, waardoor het stiefkind juridisch gezien niet meer verbonden is met deze familie. Er ontstaat een juridische afstammingsband met de stiefouder-adoptant en de rest van diens familie, alsof het stiefkind uit de stiefouder was geboren. Een volle adoptie is wel alleen maar mogelijk in zoverre het kind nog minderjarig is.
In de wet staat ook vermeld wanneer er een nieuwe adoptie kan worden gedaan, die er voor zorgt dat de gevolgen van de eerste adoptie ophouden te gelden (met uitzondering van de huwelijksbeletsels die wel blijven bestaan tussen de vroegere adoptant en de geadopteerde):
- Ofwel wanneer de vorige adoptant(en) overleden is(zijn);
- Ofwel wanneer de vorige adoptie herzien is of herroepen werd;
- Ofwel wanneer er zeer gewichtige redenen bestaan die het noodzakelijk maken dat er een nieuwe adoptie wordt uitgesproken, dit op verzoek van het Openbaar Ministerie.
Op basis van voormelde wetgeving is het bijgevolg onmogelijk dat een stiefkind dat reeds geadopteerd werd de stiefouder in de ene ouderlijke lijn (vb. stiefmoeder – partner van vader) daarnaast ook geadopteerd wordt door de stiefouder in de andere ouderlijke lijn (vb. stiefvader – partner van moeder).
Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 25 mei 2023 geoordeeld – waarbij het weliswaar enkel ging over een tweede, gewone stiefouderadoptie van een meerderjarig stiefkind – dat voormelde bepaling verhindert dat aan een duurzame feitelijke (stief)ouder-kind-relatie de gewenste juridische relaties worden verbonden. Zij heeft dan ook gevolgen die onevenredig zijn met het doel dat de wetgever wenst te bereiken, namelijk de stabiliteit van de verwantschapsbanden en de gezinsomgeving van het geadopteerde stiefkind te waarborgen.
Dit arrest heeft tot gevolg dat rechtbanken die een nieuw stiefouderadoptieverzoek ter beoordeling voorgelegd krijgen, geen rekening dienen te houden met voormelde wetsbepaling die als strijdig met de Grondwet en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven dient te worden beschouwd.