Recentelijk was er heel wat commotie toen eigenaars van gekraakte woningen er niet in lukten, met het zwaard van de wet in de hand, de krakers uit hun woning te krijgen. Politici kraaiden dat zij niets konden doen. Justitie keek ook de andere kant op. Oplossing gevonden ; een nieuwe wet.
De zgn Krakerswet van 18.10.2017 trad in voege op 16.11.2017.
Dat het eigendomsrecht juridisch de meest verregaande vorm van bescherming dient te genieten is evident. Toch botst dit recht met dat zogenaamd ander basisrecht zijnde het woonrecht.
In het Stafwetboek is nu een nieuw misdrijf ingevoegd naast de huisvredebreuk met name de lokaalvredebreuk ( art 442/1 Sw. ). Daar waar huisvredebreuk betrekking heeft op bewoonde ruimtes heeft lokaalvredebreuk betrekking op niet bewoonde ruimtes. De wetgever heeft er een zgn “klachtmisdrijf “ van gemaakt hetgeen betekent dat vervolging door de Procureur des Konings enkel mogelijk is na een individuele klacht.
Strafbaar is het “kraken as such”. Strengere straffen zijn voorzien bij het negeren van een navolgend bevel tot ontruiming van de Procureur. Hieronder treft u de tekst van de nieuwe strafbepalingen aan.
Hoe tewerk gaan als een kraker je onbewoond onroerend goed inneemt ?
De eigenaar dient een verzoek in bij de Procureur des Konings, bevoegd voor de plaats van de ligging van het pand, met gemotiveerde vraag een ontruimingsbevel af te leveren. De Procureur kan vervolgens het bevel geven aan de kraker binnen de 8 dagen het lokaal te ontruimen. De Procureur kan voorafgaand de krakers horen. Het bevel wordt aangeplakt aan het pand. De wet bepaalt niet dat het bevel moet vertaald worden in de taal die de krakers verstaan, in de veronderstelling dat krakers niet steeds onze landstaal machtig zijn ! Verleent de kraker geen gevolg aan het bevel tot ontruiming is hij/zij strafbaar met een strengere straf dan het kraken op zich , gezien hij/zij in dat geval ook nog een bevel negeert. Tot zover het strafrechtelijk gedeelte want er is annex ook een burgerlijk luik aan de wet. De kraker, en zelfs iedere belanghebbende, kan tegen het bevel tot ontruiming van de Procureur verhaal halen bij de vrederechter. Aldaar volgt dan een aparte tegensprekelijke burgerlijke procedure waarbij de vrederechter in laatste aanleg uitspraak doet.
Weet ook dat de eigenaar de Procureur des Konings kan overslaan en zich rechtstreeks tot de vrederechter kan richten met een verzoekschrift tot uithuiszetting tegen degene die zijn pand zonder recht noch titel bezet. De procedure is vergelijkbaar met een huurprocedure.
Wij voorspellen dat deze nieuwe strafwet bijna nooit tot een proces zal leiden voor de Correctionele rechtbank. Doel is immers de uithuiszetting te realiseren en de sterke arm der wet de bevoegdheid te geven tot ontruiming. Een navolgende vervolging biedt alsdusdanig weinig tot geen toegevoegde waarde. Uiteraard is het instrument van de strafwet noodzakelijk om de politiediensten te machtigen op bevel van de Procureur des Konings tot daadwerkelijk ontruiming te kunnen overgaan.
Het blijft een harde noot om te kraken van zodra ongewenste bezoekers uw onbewoond pand binnendringen en innemen. De nieuwe wet verleent de kraker immers heel wat verhaalsmogelijkheden tegen de vordering tot opkrassen. Inderdaad, het wonen is toch ook een basisrecht…………
Mr. Jan Swennen
18 OKTOBER 2017. – Wet betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed (1) B.S. 6 november 2017
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. – Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. – Wijzigingen van het Strafwetboek
Art. 2. In artikel 439 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden “in de aanhorigheden ervan binnendringt, hetzij met behulp van bedreiging of geweld tegen personen, of door middel van braak, inklimming of valse sleutels.” vervangen door de woorden “in de aanhorigheden ervan hetzij binnendringt met behulp van bedreiging of geweld tegen personen, of door middel van braak, inklimming of valse sleutels, hetzij dit goed bezet, hetzij erin verblijft zonder toestemming van de bewoners.”.
Art. 3. In boek II, titel VIII, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 442/1 ingevoegd, luidende :
“Art. 442/1. § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die, zonder een bevel van de overheid hetzij zonder toestemming van een houder van een titel die of een recht dat toegang verschaft tot de betrokken plaats of gebruik van of verblijf in het betrokken goed toestaat en buiten de gevallen waarin de wet het toelaat, op eender welke manier andermans niet bewoonde huis, appartement, kamer of verblijf, of de aanhorigheden ervan of enige andere niet bewoonde ruimte of andermans roerend goed dat al dan niet als verblijf kan dienen, hetzij binnendringt, hetzij bezet, hetzij erin verblijft zonder zelf houder te zijn van voormelde titel of recht.
§ 2. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die binnen de vastgestelde termijn geen gevolg geeft aan het bevel tot ontruiming bedoeld in artikel 12, § 1, van de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed of aan de uithuiszetting bedoeld in artikel 1344decies van Gerechtelijk Wetboek.
§ 3. Het in paragraaf 1 bedoelde misdrijf kan alleen worden vervolgd op klacht van een persoon die houder is van een titel of een recht op het betrokken goed.”.
HOOFDSTUK 4. – Autonome bepalingen
Art. 12. § 1. In de gevallen bedoeld in artikel 442/1, § 1, van het Strafwetboek kan de procureur des Konings, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt en met eerbiediging van het vermoeden van onschuld, op verzoek van de houder van een recht of titel op het betrokken goed de ontruiming bevelen binnen een termijn van acht dagen vanaf het ogenblik van de kennisgeving van het bevel tot ontruiming bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, aan de in het goed aangetroffen personen. De procureur des Konings geeft zijn bevel na hen te hebben gehoord tenzij het verhoor niet kan worden afgenomen wegens de concrete omstandigheden van de zaak.
De procureur des Konings kan het bevel uitsluitend geven wanneer, gelet op de beschikbare gegevens, het in het eerste lid bedoelde verzoek op het eerste zicht kennelijk gegrond lijkt.
Hij vermeldt in zijn bevel de omstandigheden, eigen aan het verzoek, die de maatregel tot ontruiming rechtvaardigen.
Een proces-verbaal van kennisgeving, bestaand uit een afschrift van het bevel en de datum en het uur van de kennisgeving, wordt opgesteld en in het dossier gevoegd.
§ 2. Het bevel van de procureur des Konings wordt op schrift gesteld en bevat inzonderheid :
1° een omschrijving van de plaats waarop de maatregel betrekking heeft en de vermelding van het adres van het goed dat het voorwerp van het bevel uitmaakt;
2° de feiten en omstandigheden die aanleiding gegeven hebben tot het bevel;
3° de naam, voornamen en woonplaats van de verzoeker met aanduiding van het recht of de titel op het betrokken goed waarop hij zich beroept;
4° de termijn bedoeld in paragraaf 1, eerste lid;
5° de sancties die de niet-naleving van dit bevel tot ontruiming tot gevolg kunnen hebben, inzonderheid deze bedoeld in artikel 442/1, § 2, van het Strafwetboek;
6° de beroepsmogelijkheid en de termijn waarin die uitgeoefend moeten worden.
Dit bevel wordt op een zichtbare plaats aangeplakt aan het betrokken goed. Een afschrift van het bevel wordt via het meest geschikte communicatiemiddel meegedeeld aan de korpschef van de lokale politie van de politiezone waarbinnen het goed waarop het bevel betrekking heeft, gelegen is en aan de houder van het recht of de titel op het betrokken goed, alsook aan het bevoegde Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn.
De procureur des Konings staat in voor de tenuitvoerlegging van het bevel tot ontruiming.
§ 3. Elke persoon die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door het bevel van de procureur des Konings kan beroep instellen tegen het bevel bij een met redenen omkleed verzoekschrift op tegenspraak neergelegd ter griffie van het vredegerecht van het kanton waarin het betrokken goed gelegen is binnen een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van het bevel door zichtbare aanplakking aan het te ontruimen goed, zulks op straffe van verval. Het beroep heeft schorsende werking. Het bevel van de procureur des Konings kan niet ten uitvoer worden gelegd zolang de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld loopt.
Dit beroep wordt niet geschorst gedurende een strafvordering die geheel of gedeeltelijk op dezelfde feiten is gegrond.
§ 4. Binnen vierentwintig uur na de neerlegging van het verzoekschrift bepaalt de vrederechter de dag en het uur van de zitting waarop de zaak kan worden behandeld. De zitting vindt plaats binnen de tien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift. In afwijking van artikel 1344octies van het Gerechtelijk Wetboek is geen getuigschrift van woonplaats vereist voor de neerlegging van het verzoekschrift.
Bij gerechtsbrief geeft de griffier onverwijld kennis aan de persoon die beroep instelt tegen het bevel alsook aan de houder van het recht of de titel op het goed van de plaats, de dag en het uur van de zitting. Hij deelt eveneens de dag en het uur van de zitting mee aan de procureur des Konings die het bevel tot ontruiming heeft gegeven. Bij de gerechtsbrief wordt een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.
De vrederechter doet uitspraak na de aanwezige partijen te hebben opgeroepen, ten einde hen te horen, alsook te hebben geprobeerd hen te verzoenen. Behoudens andersluidende bepalingen verloopt de procedure zoals bepaald in artikel 1344octies van het Gerechtelijk Wetboek.
De vrederechter doet uitspraak over de gegrondheid van de ontruiming en het recht of de titel waarop men zich beroept. In de uitzonderlijke, ernstige omstandigheden onder meer bedoeld in artikel 1344decies, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, kan de vrederechter bij een met redenen omklede beslissing een langere termijn bepalen dan die waarin het bevel van de procureur des Konings voorziet. Wanneer de titel of het recht toebehoort aan een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, mag deze termijn niet meer dan één maand bedragen. Wanneer de titel of het recht toebehoort aan een publiekrechtelijke rechtspersoon, mag deze termijn niet meer dan zes maanden bedragen.
De vrederechter spreekt zich binnen een termijn van tien dagen volgend op de zitting uit.
Tegen de beslissing van de vrederechter kan geen hoger beroep worden ingesteld.