Sinds 2013 bestaat reeds de mogelijkheid om een tijdelijk huisverbod op te leggen bij huiselijk geweld. Doorheen de jaren steeg de toepassing gestaag.
Volgens de cijfers weergegeven door minister van Justitie Geens werd deze maatregel in 2018 169x toegepast, hetgeen meer dan een vervijfvoudiging is in vergelijking met 2013 (31x). Toch wordt vastgesteld dat nog veel parketten slechts een beperkte toepassing maken van het tijdelijk huisverbod. Komt daarin een kentering door de huidige corona-beproeving?
1. Huisverbod
Een tijdelijk huisverbod kan door de Procureur des Konings worden opgelegd indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat de aanwezigheid van een meerderjarige persoon in de verblijfplaats een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die dezelfde verblijfplaats betrekken. Een huisverbod kan bijgevolg niet zomaar opgelegd worden, maar het plegen van een strafbaar feit is niet vereist. Het volstaat dat de situatie bedreigend is. Om dit goed te kunnen beoordelen bepaalt de omzendbrief 18/2012 dat de procureur des Konings informatie moet inwinnen over eerdere politietussenkomsten in het gezin en dat een huisverbod slechts kan worden opgelegd na verhoor van de “gevaarlijke” persoon.
Het huisverbod geldt gedurende maximaal veertien (kalender)dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving ervan aan de betrokken persoon.
De “gevaarlijke” persoon moet onmiddellijk de gemeenschappelijke verblijfplaats verlaten. Hij of zij mag deze niet meer betreden, noch er zich ophouden of er aanwezig zijn. Wel kan toegestaan worden om kleding of andere bezittingen op te halen. Vervolgens geldt een verbod om contact op te nemen met de personen die met hem deze verblijfplaats betrekken. Dit contactverbod geldt evenwel niet noodzakelijk met alle huisgenoten. In het schriftelijk bevel moeten de namen van de personen ten aanzien van wie een contactverbod geldt worden vermeld.
De Procureur deelt de inhoud van het bevel mee aan de uithuisgeplaatste en aan zijn huisgenoten. Een afschrift van de beslissing gaat naar de korpschef van de lokale politie.
De uithuisgeplaatste meldt aan de procureur – binnen 24 uur na de kennisgeving van het bevel – waar en hoe hij gedurende het verbod bereikbaar is.
Er komt een einde aan het huisverbod indien de procureur des Konings beslist om deze maatregel op te heffen, wanneer hij van oordeel is dat het gevaar geweken is. Tevens kan de invulling van de maatregel gewijzigd worden, indien de omstandigheden dit rechtvaardigen.
2. Mededeling aan de familierechtbank
De procureur des Konings deelt het bevel mee aan de familierechtbank. Tevens wordt mededeling gedaan van de pv’s die aanleiding hebben gegeven tot het huisverbod en de eventuele opheffing van het huisverbod of de nieuwe invulling ervan, en dit niet alleen aan de familierechtbank maar ook aan de partijen. Hetzelfde geldt voor de pv’s waarbij inbreuken op het huisverbod worden vastgesteld.
3. Procedure voor de familierechtbank
Binnen 24 uur na de mededeling van het bevel, bepaalt de familierechtbank de dag en het uur van de zitting. Deze zitting moet plaatsvinden tijdens het huisverbod.
Indien de partijen of de procureur des Konings daar schriftelijk of mondeling ter zitting om verzoeken, behandelt de familierechtbank de zaak en hoort zij de aanwezige partijen. In principe wordt de zaak met gesloten deuren behandeld.
Tijdens deze zitting doet de familierechtbank, op verzoek, uitspraak over de naleving van voorwaarden. Drie beslissingen zijn mogelijk: de familierechtbank kan het huisverbod opheffen, de invulling ervan wijzigen of, bij een met redenen omkleed vonnis, verlengen met ten hoogste drie maanden te rekenen vanaf het vonnis. In dat laatste geval moeten de aangehaalde feiten of omstandigheden de verlenging op het tijdstip van de uitspraak nog steeds rechtvaardigen.
Tijdens de duur van het huisverbod kunnen de partijen een verzoek tot dringende voorlopige maatregelen neerleggen (bv. omgangsrecht met de kinderen, onderhoudsgeld, afgifte van bepaalde goederen, …).
4. Schending van het opgelegde huisverbod
Bij niet-naleving van het opgelegde huisverbod, kan de uithuisgeplaatste gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van 26 euro tot 100 euro (te vermeerderen met opdeciemen) of met een van die straffen alleen.
Indien de overtreder van het huisverbod wist of had moeten weten dat door zijn gedrag de rust van het slachtoffer ernstig en effectief werd verstoord, kan de procureur des Konings bijkomend vorderen wegens belaging (art. 442bis Sw.). In dat geval riskeert de betrokkene een gevangenisstraf tot twee jaar.
Wenst u meer informatie over de procedure of de voorwaarden? Aarzel dan niet om contact te nemen met Mr. Lore Gyselaers (strafrecht) of Mr. Caroline Boven (familierecht)