Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

Moet ik vergunde stedenbouwkundige werken altijd binnen twee jaar aanvatten?

  • Bestuurs- en Omgevingsrecht

Een omgevingsvergunning blijft niet onbeperkt geldig in tijd, maar is onderworpen aan de vervalregeling zoals voorzien in art. 99, §1 van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

In essentie komt die bepaling erop neer dat een omgevingsvergunning vervalt in elk van de volgende gevallen:

  1.  als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning,
  2.  als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken,
  3.  als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning,
  4.  als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;
  5.  als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

Het verval treedt van rechtswege in en kan geheel dan wel gedeeltelijk zijn. Zo zal het verval enkel gelden voor het niet-afgewerkt gedeelte van een bouwproject op voorwaarde dat het afgewerkte gedeelte, in voorkomend geval na de sloop van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten (art. 99, §3 Omgevingsvergunningendecreet).

Gezien het verval van rechtswege intreedt en impliceert dat u niet langer over een omgevingsvergunning beschikt, kan u er maar beter zorg voor dragen dat u tijdig start met de uitvoering van uw vergunning.

Maar wat indien u buiten uw wil daartoe verhinderd wordt?

In de specifieke situatie dat met de verwezenlijking van de stedenbouwkundige handelingen moet worden gestart binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning (art. 99, §1, 1°) voorziet het decreet in een oplossing, die in de praktijk veelal niet gekend is.

Op verzoek van de vergunninghouder kan immers deze termijn van twee jaar (voor de start van de werkzaamheden) met een periode van twee jaar verlengd worden op voorwaarde dat aangetoond wordt dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die [de vergunninghouder] niet kan worden toegerekend.

Het decreet regelt op formele wijze hoe u een dergelijke aanvraag tot termijnverlening op straffe van verval moet indienen, m.n. mét een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar bij de overheid die de vergunning heeft verleend.

Het decreet voorziet uitdrukkelijk dat een aanvraag tot termijnverlenging enkel kan geweigerd worden indien er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend of als de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften. De beslissing tot verlenging of weigering dient in elk geval door de bevoegde instantie ook gemotiveerd te worden.

Uit een recent arrest van 28 september 2023 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (rolnummer 2223-RvVb-0197-A) blijkt dat de Raad zich bevoegd acht om kennis te nemen van vernietigingsberoepen tegen een weigeringsbeslissing tot termijnverlenging voor de uitvoering van een omgevingsvergunning, gezien dergelijke beslissingen een nauwe band vertonen met omgevingsvergunningsaanvragen waarvoor de Raad bevoegd is. In de voorliggende kwestie oordeelde de Raad dat de deputatie de weigeringsbeslissing kennelijk niet gemotiveerd heeft en werd aan de deputatie een termijn van drie maanden opgelegd om een nieuwe beslissing te nemen.