Op 1 oktober 2016 trad de interneringswet van 5 mei 2014 in werking.
De internering werd oorspronkelijk geregeld door de wet van 9 april tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Deze wet werd herwerkt in 1964 en in 1998 (met het oog op seksuele delinquenten). Met de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis beoogde de wetgever een grondige hervorming, maar deze wet trad nooit in werking. De wet van 5 mei 2014 leek hetzelfde lot beschoren, doch met de zogenaamde Potpourri III trad de nieuwe interneringswet in werking op 1 oktober 2016.
Toepassingsgebied
Voortaan kunnen alleen nog feiten die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten aanleiding geven tot internering. Internering is bijgevolg niet toegelaten voor lichtere feiten.
Internering is bovendien slechts mogelijk wanneer de betrokkene op het moment van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast. Tevens moet het risico bestaan dat hij of zij ten gevolge van de geestesstoornis – eventueel in samenhang met andere risicofactoren – opnieuw misdaden of wanbedrijven zal plegen die van aard zijn de fysieke of psychische integriteit van derden aan te tasten of te bedreigen.
Psychiatrisch deskundigenonderzoek
Een zorgvuldige en degelijke expertise en diagnose zijn in de nieuwe wet cruciaal.
De wetgever stelt strikte kwaliteitsregels bij het psychiatrisch deskundigenonderzoek, zowel wat betreft de deskundigen als de beslissingen die ze nemen. Deskundigen moeten aan specifieke beroepsnormen voldoen. Nieuw is ook dat de onderzoeken voortaan ook in college of met bijstand van andere gedragswetenschappers kunnen worden uitgevoerd.
Om een contradictoir debat mogelijk te maken, moeten voorlopige deskundigenadviezen overgemaakt worden aan de raadsman van de onderzochte persoon. Deze krijgt minstens 15 dagen de tijd om eventuele opmerkingen te formuleren.
Verloop internering
Wanneer de internering wordt uitgesproken, zal een gespecialiseerde en multidisciplinaire “Kamer ter bescherming van de maatschappij” bij de strafuitvoeringsrechtbank beslissen over de invulling ervan. Deze Kamer zal ook beslissen over uitgaansvergunningen, beperkte detentie, elektronisch toezicht, invrijheidsstelling op proef, enz.
Bedoeling is om enerzijds een zorgtraject op maat van de betrokkene uit te tekenen, aangepast aan diens geestesstoornis en risicotaxatie en om anderzijds ervoor te zorgen dat deze persoon geen bedreiging meer voor de samenleving vormt.