De overheid kan u onder welbepaalde voorwaarden onteigenen. Eerst zal zij wel moeten proberen een minnelijke regeling te bekomen. Indien u niet akkoord bent met de voorgestelde prijs, kan de overheid u dagvaarden voor de bevoegde vrederechter. Die zal nagaan of aan alle voorwaarden is voldaan en vervolgens een billijke en voorafgaande schadeloosstelling bepalen: de onteigeningsvergoeding. Deze zou de onteigende in staat moeten stellen om opnieuw een soortgelijk onroerend goed te verwerven.
In principe moet de rechter een forfaitaire rechtsplegingsvergoeding toekennen aan degene die hij in het gelijk stelt. Wat de onteigeningsprocedure voor de Vrederechter betreft, heeft het Grondwettelijk Hof echter geoordeeld dat de overheid steeds een rechtsplegingsvergoeding verschuldigd is aan de onteigende en niet omgekeerd. Door de onteigeningsbeslissing wordt de eigenaar immers tegen wil en dank in een situatie geplaatst waarin hij de naleving van zijn rechten moet kunnen verdedigen. Omwille van het juridische en het technische karakter van de onteigeningsprocedure, is het niet onlogisch dat hij dan bijstand wenst van een advocaat en/of een technisch raadgever, zoals een landmeter.
De forfaitaire rechtsplegingsvergoeding volstaat dikwijls niet om de werkelijke advocatenkosten te recupereren. Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat dit redelijk verantwoord is, aangezien het de keuze van de wetgever geweest is om de verhaalbaarheid van gerechtskosten met een systeem van forfaitaire bedragen te regelen. Daartegenover staat dat bijvoorbeeld de kosten van een landmeter voor technische bijstand wel integraal gerecupereerd kunnen worden. Het optreden van een technisch raadgever betreft doorgaans een zeer gericht advies over een welbepaald aspect van het geschil. In tegenstelling tot de advocatenkosten die steeds in aanmerking komen voor een weliswaar forfaitaire vergoeding, moet de onteigende voor de kosten van het technisch advies wel kunnen aantonen dat dit noodzakelijk was om een correcte onteigeningsvergoeding te bepalen.