Geef een zoekterm in en druk op “enter”.

WETSVOORSTEL KADERWET GEREGLEMENTEERDE CANNABISMARKT

  • Straf- en Strafprocesrecht

In de Belgische kamer van Volksvertegenwoordigers is op 20.06.2019 een wetsvoorstel van kaderwet ingediend om te komen tot een gereglementeerde cannabismarkt.

Hieronder vindt u de link naar dit wetsvoorstel, dat ik hieronder bespreek.

voorstel van kaderwet tot instelling van een gereglementeerde cannabismarkt

 

Over dit wetsvoorstel werd debat gevoerd in de Kamercommissie Justitie op 24.10.2023. Ik mocht deelnemen aan dit debat namens de beroepsorganisatie van de advocaten zijnde de Orde van  Vlaamse Balies ( OVB ).

 

Het  wetsvoorstel beoogt tegemoet te komen aan de in ons land bestaande rechtsonzekerheid over cannabisbezit en gebruik.

 

Er wordt voorzien in mogelijkheid tot het inrichten van zgn “ social clubs” in het kader waarvan de productie en gebruik  van cannabis toegelaten is.

Bezit van wiet en thuisteelt voor eigen gebruik wordt toegelaten in beperkte hoeveelheden.

Thuisteelt is voortaan eveneens mogelijk.

Gekozen is voor een gereglementeerd non-profit model.

 

Het voorgestelde wettelijk kader dient evenwel een zekere vorm van precisie te hebben en daar ontbreekt het fundamenteel aan.

De oplossing van tal van heikele vraagstukken is aan de Koning overgelaten hetgeen strijdt met het legaliteitsbeginsel.

 

Zo worden tal van navolgende fundamentele vraagstukken overgelaten  aan de Koning.

Niet geregeld zijn in dit voorstel ;

De maximale hoeveelheid toegestaan bezit per lid  ( art 5 )

Het maximaal aantal planten dat mag verbouwd worden in het kader van de thuisteelt  ( art 9 )

Hoeveel planten de CSC maximaal mogen verbouwen ( art 18 )

De samenstelling en de werking van de CSC ( art 20 )

De erkenningsvoorwaarden voor de CSC ( art 23 )

De kwaliteitswaarborgen van de cannabis ( art 23 )

Het maximale THC gehalte van de cannabis ( art 27 )

De teeltwijze van de cannabis ( art 28 )

Voorwaarden inzake geluids- en geurhinder ( art 28 )

De milieuvoorschriften met de beperkingen inzake VLAREM ( art 28 )

De voorwaarden inzake opleiding en status van de telers ( art 33/2 )

Invulling van het begrip  “ probleemgebruik” ( art 47 )

De organisatie van de samenwerking tussen de CSC’s en de hulpverlening ( art 48 )

De fiscaliteit betrekkelijk de omzetten en verkopen ( art 55 -60 )

 

De wijze van handhaving ( art. 62 ) met de inrichting van een toezichthouder is beperkt en aldus onvolkomen geregeld. Wie houdt bijvoorbeeld extern toezicht en op grond van welk criteria ?

 

Quid VLAREM reglementering bij de toegelaten productie ? Niets werd voorzien.

 

Het voorstel spreekt van controleurs in de teeltzones zonder dat bepaald is  wie de controle mag uitoefenen en over welke kwalificatie de controleurs dienen  te beschikken.

 

Meerdere bepalingen lijken mij strijdig met het niet-discriminatie en/ of  gelijkheidsbeginsel gezien lidmaatschap enkel openstaat voor Belgen of zgn. ingezetenen in het Rijk ( zie art 33 en 43 ).

 

Men spreekt van social clubs die de vorm van een VZW aannemen en hun personeelsleden hebben tal van wettelijke opdrachten. Quid met VZW’s zonder personeelsleden ?  Op grond van welk wettig doel kan de overheid verplichten een rechtsvorm te beperken tot de VZW’s ?

 

Art 49 lijkt mij strijdig met het rookverbod in gesloten lokalen.

 

De reglementering aangaande de toezichthouder en organisatie van directiecomité, sanctionering etc…  voorziet in een vorm van handhaving met administratieve sancties terwijl de kaderwet ingevoegd zal zijn in de Drugwet van 1921 waarvan de handhaving ondubbelzinnig in handen is van de procureur des Konings.

Het is onduidelijk hoe deze beide toezichtsinstanties zich verhouden.

 

Weet dat de wetgever in 2003 reeds een poging heeft gedaan om tot regulering te komen en dat de wet in dat verband van 03.05.2003 wegens zijn gebrek aan precisie bij arrest van het toenmalige Arbitragehof van 20.10.2004 vernietigd is.  Zoals hierboven uiteengezet komt het mij voor dat huidig voorstel, ook al is het slechts een kaderwet, in hetzelfde bedje ziek is en de toets van de legaliteit niet kan doorstaan.

 

Concluderend meen ik te mogen stellen dat het huidig drugsbeleid in ons land inzake cannabis faalt en dat iedereen het daar blijkbaar over eens is.  Toch is er de grootste onenigheid over een wijzigende aanpak, zo leerde ook het politieke debat in de Kamercommissie justitie van 24.10.23.  De meer dan 100 jarige wetgeving is ongetwijfeld niet aangepast aan de gewijzigde gewoonten in de samenleving waarin gebruik van cannabis onmiskenbaar haar plaats heeft.  Het huidige wettelijke 100% verbod tot productie en gebruik van wiet strijdt met de huidige rechtspraktijk die blijk geeft van niet-handhaving en gedogen.  Nooit is er nog een vervolging voor een rechtbank waarbij het enkel om “gebruik” gaat.

 

Niet regulering van cannabisgebruik heeft o.m. tot gevolg dat er geen preventiebeleid kan worden gevoerd met alle nefaste gevolgen vandien. Niet in te zien valt waarom er geen ontradingsbeleid tot gebruik zou kunnen gevoerd worden bij een wettelijk kader dat productie en gebruik regelt.

 

Het idee om via een non- profit model tot gereglementeerde productie en gebruik te komen komt in ieder geval tegemoet aan de huidige maatschappelijke realiteit, ook al zal de uitwerking daarvan een proces van jaren zijn.

 

Mr. Jan Swennen