Het op 1 oktober 2019 ingediend wetsvoorstel strekt ertoe strafsancties in te stellen jegens wie zijn huur opzettelijk en herhaaldelijk niet betaalt, maar dan alleen in de gevallen waarin de schuldenaar te kwader trouw handelt, met name wanneer hij een goed huurt wel wetende dat hij de huur niet zal kunnen betalen.
Artikel 23 van de Grondwet voorziet het recht op huisvesting. Het recht op huisvesting komt tegemoet aan een belangrijke, zo niet essentiële, behoefte van alle burgers.
Wie het recht op huisvesting geniet, en meer in het bijzonder een privéwoning of een sociale woning huurt, heeft evenwel ook de plicht de huurgelden en de lasten te betalen. Deze verplichting wordt opgenomen in artikel 1728, 2° BW.
Indien een huurder nalaat om de maandelijkse huurgelden te betalen, kan u als verhuurder een procedure inleiden voor de Vrederechter om de huurovereenkomst te laten ontbinden en de huurder te doen veroordelen in betaling, maar in vele gevallen blijkt het niet mogelijk om deze gelden ook effectief bij de huurder te innen. Vaak beschikt een huurder niet over voldoende gelden en blijkt roerende en/of onroerende uitvoering niet mogelijk.
Op strafgebied heeft de verhuurder momenteel enkel de mogelijkheid om strafklacht neer te leggen wegens misbruik van vertrouwen of oplichting, doch de praktijk wijst uit dat dergelijke klachten vaak zonder gevolg worden gerangschikt.
Het wetsvoorstel van 01 oktober 2019 wenst hieraan tegemoet te komen en beoogt de invoering van artikel 508quater in het Strafwetboek, dat bepaalt als volgt:
“Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die opzettelijk en herhaaldelijk een pand huurt, wetende dat hij in de onmogelijkheid verkeert het desbetreffende huurgeld te betalen.
Bij herhaling kunnen de straffen worden verdubbeld.”
Het wetsvoorstel heeft wel tot bedoeling om die huurders te bestraffen die te kwader trouw zijn, met name diegene die een pand huur, terwijl zij goed weten dat zij de maandelijkse huurgelden niet kunnen/zullen betalen.
Men wenst de alarmbel te luiden over de onbetaalde huurgelden en wenst de klemtoon te leggen op de absolute noodzaak om de huurders er bewust van te maken dat ze hun huurgeld en lasten moeten betalen, en dat ze daaraan voorrang moet geven op andere uitgaven.
Tevens moet de redenering worden ontkracht van sommigen die van het recht op huisvesting een dermate absoluut recht proberen te maken dat het voor de begunstigden ervan het recht zou impliceren hun huurgeld niet te hoeven betalen.
Het is afwachten of dit wetsvoorstel ook effectief in wet wordt omgezet.
Uiteraard volgen wij dit verder voor u op en houden wij u op de hoogte.